ONGEMAKKEN EN OPLOSSINGEN
ONGEMAK
De motor draait niet met de
schakelaar in "I" stand.
De motor stopt tijdens het werken.
De pomp draait maar geeft geen druk.
Onregelmatige druk.
Er lekt water uit het apparaat
Vreemd geluid
Water in de olie.
Het apparaat zuigt geen was of
reinigingsmiddel aan.
Na het inschakelen van de branderschakelaar
wil de brander niet gaan branden.
Water words niet warm genoeg.
Brander rookt erg tijdens gebuik.
DEMONTEREN VAN DE MACHINE
Als u besluit de machine niet meer te gebruiken, adviseren wij u het volgende te doen:
- De machine buiten gebruik stellen door de stekker uit het stopcontact te halen.
- Buiten berijk van kinderen houden.
- Gebruik de onderdelen niet als reserveonderdelen.
- De machine uit elkaar halen en de onderdelen volgens de voorschriften behandelen.
REPARATIE - RESERVE ONDERDELEN
Bij eventuele storingen die in de voorliggende gebruiksaanwijzing niet voorkomen, raden wij u aan, u tot onze klantenservice
te werden daar zij de noodzakelijke reparaties doorvoeren of de originele reserve onderdelen ter beschikking stellen.
40
ORZAK
De stekker zit niet goed in het stopcontact
Stopcontact defect.
Onvoldoende spanning.
Pomp zit vast.
Onjuiste lengte van het elektrische
verlengsnoer
Thermische schakelaar in werking.
Onjuiste lengte van het elektrische
verlengsnoer
Doorstroomhoeveelheid onvoldoende.
Onvoldoende toevoer water.
Aanzuig- of drukventiel versleten.
Drukregelklep ingesteld op minimumstand.
Straampijp versleten.
Mondstuk verstopt of vervormt
aanzuig- of drukventiel versleten
Pakkingen versleten
Pakkingen drukregelklep versleten
Onvoldoende toevoer water.
De pomp lekt.
Lekkage slangoproller (indien aanwezig)
Lekkage drukregelklep
Lekkage hydraulische verbindingsstukken
Aanzuig- of drukventiel versleten.
Lagers versleten
Onvoldoende toevoer water.
Te hoge watertemeratuur.
Ausluitring (water+olie) versleten.
Tanks leeg.
Knop van de lans op de hogedrukstand.
Één of allebei de slangen van de
keuzeschakelaar zitten los.
Geen brandstof.
Brandstoffilter vervuild.
Brandstofpomp vervuild of vastgelopen.
Beschadigde thermostaat.
Ontstekingsvonk onvoldoende of niet aanwezig.
Elektrode afstand niet juist.
Defecte zekering.
Filter mondstuk brander.
Brandstoffilter vervuild.
Slecht functionerende brander.
Branderspiraal gedeeltelijk of geheel dichtgekalkt.
Verbranding is niet correct.
Vervuiling in de brandstof door water en/of
andere stoffen.
OPLOSSING
Steek de stekker op correcte wijze in het stopcontact
Laat het stopcontact nakijken.
Laat nakijken of het elektriciteitsnet geschikt is.
Zet de schakelaar op ON terwijl men de pistoolhendel
ingedrukt houdt. Indien het probleem zich voor blijft
doen, dient men contact op te nemen met een
bevoegd servicecentrum.
Raadpleeg de paragraaf met betrekking tot het
onderhoud
Laat de motor enkele minuten afkoelen. Indien de
storing voortduurt, dient men contact op te nemen
met een bevoegd servicecentrum.
Contact op te nemen met een bevoegd
servicecentrum.
Controleer of de capaciteit 30% hoger ligt dan de
waarde die op het plaatje met technische gegevens
van het apparaat staat aangegeven.
Filter demonteren en reinigen.
Contact op te nemen met een bevoegd servicecentrum.
De druk verhogen door de drukregelknop vaster te draaien
Vervang het mondstuk
De straalbuis demonteren en het mondstuk
reinigen met de bijgeleverde speld.
Contact op te nemen met een bevoegd servicecentrum.
Contact op te nemen met een bevoegd servicecentrum.
Contact op te nemen met een bevoegd servicecentrum.
Filter demonteren en reinigen.
Contact op te nemen met een bevoegd servicecentrum.
De verbindingsstukken vastzetten. Indien de storing
blijft voortduren contact opnemen met een bevoegd
servicecentrum
Contact op te nemen met een bevoegd servicecentrum.
De verbindingsstukken vastzetten. Indien de storing
blijft voortduren contact opnemen met een bevoegd
servicecentrum
Contact op te nemen met een bevoegd servicecentrum.
Contact op te nemen met een bevoegd servicecentrum.
Filter demonteren en reinigen.
temperatuur tot onder +50 afkoelen.
Contact op te nemen met een bevoegd servicecentrum.
Vul de tanks.
Draai hem op de lagedrukstand.
Breng ze weer aan.
Controleer brandstofniveau in de tank.
Reinig brandstoffilter.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
Reinig mondstuk brander.
Reinig brandstoffilter.
Neem contact op met uw dealer.
Ontkalking.
Reinig mondstuk brander.
Leeg de tank en reinig deze of neem contact op
met uw dealer.
Reinig brandstoffilter.
NL