Voorzorgsmaatregelen Bij Gebruik - GERATHERM oxy control 4c Instrucciones De Uso

Oxímetro de pulso de dedo
Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 68

Voorzorgsmaatregelen bij gebruik

1. De pulsoximeter niet in een MRT- of CT-omgeving gebruiken.
2. De pulsoximeter buiten het bereik van kinderen houden.
Kleindelen kunnen van het toestel loskomen. Deze kunnen
door kinderen worden ingeslikt of er bestaat verstikkingsge-
vaar door het inademen van de onderdelen.
3. Werking van de Geratherm oxy control kan door het gebruik
van een elektrochirurgische eenheid (ESU) worden beïnvloed.
4. Gebruik de pulsoximeter niet in situaties, waarin een alarm
vereist is. Het toestel heeft geen alarm. Het is niet geschikt
voor continue controle.
5. Het toestel niet gebruiken als het beschadigde onderdelen
vertoont.
6. Ontploffi ngsgevaar: de pulsoximeter niet gebruiken in explo-
sieve atmosferen.
7. De pulsoximeter is alleen voorzien als hulpmiddel voor de
patiëntdiagnose. Het moet in combinatie met andere metho-
den worden gebruikt ter beoordeling van klinische tekenen en
symptomen.
8. Een langer gebruik of de toestand van de patiënt kunnen het
noodzakelijk maken om de aanlegplaats van de sensor regel-
matig te vervangen. De aanlegplaats van de sensor wijzigen
en de intactheid van de huid, de circuitstatus en de correcte
afstelling minstens om de 4 uur controleren.
9. Verhitten met de autoclaaf, steriliseren met ethyloxide of on-
derdompelen van de sensors in vloeistof kunnen leiden tot
onnauwkeurige afl eeswaarden. Het toestel is niet geschikt om
te steriliseren.
10. De oximeter bewaren in een droge omgeving.
11. Volgende factoren kunnen de SpO
resp. leiden tot onnauwkeurige waarden:
• belangrijke waarden aan dysfunctionele hemoglobines (zo-
als carbohemoglobine of methemoglobine)
• introvasculaire kleurstoffen, zoals indocyaninegroen of me-
thyleenblauw
• sterk omgevingslicht (de sensorzone beschermen tegen
direct zonlicht)
• overmatige bewegingen van de patiënt
• veneuze pulsaties
• toewijzen van een sensor aan een extremiteit met een
bloeddrukmanchet, een arteriekatheter of een intravascu-
laire kabel
• patiënt lijdt aan hypotonie, ernstige vaatvernauwing, ern-
stige anemie of onderkoeling
• patiënt toont een hartstilstand of bevindt zich in shocktoestand
• nagellak of kunstnagels aan de vinger
• te koude of vuile vingers
-metingen beïnvloeden
2
101
NL
Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

Gt-300c320

Tabla de contenido