deel, figuur 21 ref. b. Als de beweging wordt gehinderd,
controleer dan of deze koppeling vrij is. FORCEER NIETS.
Fig. 21
4. TEST VAN HET AUTOMATISCH SYSTEEM
• Schakel, als alle noodzakelijke elektriciteitsaansluitingen zijn
gemaakt, de voeding naar het systeem in en programmeer de
besturingseenheid naar wens (zie bijbehorende instructies).
• Test vervolgens het automatisch systeem en alle aangesloten
accessoires, en besteed daarbij men name aandacht aan de
veiligheidsinrichtingen.
• Geef de eindgebruiker de folder "Gebruikersgids" en leg hem
uit hoe het systeem correct werkt en wordt gebruikt.
5. HANDBEDIENDE WERKING
Als het automatisch systeem met de hand moet worden gebruikt
omdat de elektrische voeding is uitgevallen of omdat de
aandrijving niet goed werkt, moet het ontgrendelingsmechanisme
worden gebruikt, en wel als volgt:
1. Schakel de voeding naar de installatie uit door op de
differentieelschakelaar stroomopwaarts van de installatie te
drukken.
2. Verschuif het beschermingskapje, figuur 23 ref. a.
3. Steek de bijgeleverde ontgrendelingssleutel erin, figuur 23
ref. b, en draai hem tegen de wijzers van de klok in tot hij
niet verder kan, figuur 23 ref. c. De ontgrendelde positie is
aangegeven met een open slotje.
4. Beweeg de vleugel met de hand.
Om de aandrijving in de handbediende toestand te houden,
is het absoluut noodzakelijk het ontgrendelingsmechanisme
in de huidige positie te laten, met de voeding naar de
installatie uitgeschakeld.
5.1. HERSTEL NORMALE WERKING
Handel als volgt om de normale werking te herstellen:
1. Zorg ervoor dat de voeding naar installatie is uitgeschakeld.
2. Draai de ontgrendelingssleutel met de wijzers van de klok mee
tot hij niet verder kan, figuur 24 ref. a, en trek de sleutel eruit,
figuur 24 ref. b. De vergrendelde positie is aangegeven met
een gesloten slotje.
3. Schuif het beschermingskapje dicht, figuur 24 ref. c.
4. Beweeg de vleugel met de hand tot u voelt dat de inrichting
aankoppelt, de vleugel blokkeert.
5. Schakel de voeding naar de installatie in en voer een aantal
manoeuvres uit om te controleren of alle functies van het
automatisch systeem zijn hersteld.
Het kan zijn dat de aandrijving tijdens de eerste cyclus de
vertragingen niet correct uitvoert. Wacht tot de cyclus
voltooid is en geef opnieuw een openingscommando.
Fig. 22
6. SPECIALE TOEPASSINGEN
Andere toepassingen dan die in deze handleiding zijn beschreven
zijn UITDRUKKELIJK VERBODEN.
Om een goede werking op de lange termijn en een constant
veiligheidsniveau te garanderen, moet ieder half jaar een
algemene controle op de installatie worden uitgevoerd, waarbij
met name aandacht aan de veiligheidsvoorzieningen moet
worden besteed. In het boekje "Gebruikersgids" is een formulier
voorgedrukt om ingrepen te registeren.
De gebruiker mag zelf geen pogingen ondernemen tot
reparaties of andere ingrepen, en mag zich uitsluitend tot
gekwalificeerd en geautoriseerd FAAC-personeel of een erkend
FAAC-servicecentrum wenden.
Zie de FAAC-catalogus voor de verkrijgbare accessoires.
Fig. 23
41
7. ONDERHOUD
8. REPARATIES
9. ACCESSOIRES
Fig. 24