t Adem het gas niet in.
y Verbrand en recycle een lege gascartridge niet.
u Spuit het gas niet in of naar personen.
i Verwijder de rubberen dop aan de onderkant van de gascartridge niet, tenzij u de
cartridge weggooit.
o Maak geen gat in de gascartridge.
5.
VOORZORGEN VOOR HET OPLADEN, DE OPLADER EN DE BATTERIJ
q Gebruik beslist de Cat.#55583 batterij.
Gebruik beslist de Cat.#55583 batterij voor het gereedschap. Sluit het gereedschap niet op een
andere stroombron aan en gebruik geen andere oplaadbare batterij, droge-cel batterij of auto-
accu. Het gebruik van een verkeerde stroombron kan beschadiging, problemen, hitte-opwekking
en/of brand veroorzaken. (Zie bladzijde 77 voor details aangaande de Cat.#55583 batterij.)
w Gebruik beslist de Cat.#55618 oplader voor het opladen.
Gebruik beslist de Cat.#55618 oplader voor het opladen van de batterij.
Door het gebruik van een andere oplader wordt de batterij mogelijk slechts gedeeltelijk
opgeladen, beschadigd, kortgesloten of hitte opgewekt met vonken of brand tot gevolg. (Zie
bladzijde 77 voor details aangaande de Cat.#55618 oplader.)
e Laad de batterij alvorens gebruik op.
Een nieuwe batterij of een batterij die langdurig niet is gebruikt, is mogelijk gedeeltelijk vanzelf
ontladen. Laad derhalve de batterij met de oplader (Cat.#55618) indien nodig alvorens gebruik
op.
r Laad de batterij met het aangegeven voltage op.
Steek de stekker voor het opladen in een 100-240 V wisselstroom stopcontact (voor normaal
huishoudelijk gebruik). Laad beslist niet met een ander voltage op, daar hierdoor hitte zou
kunnen worden opgewekt met brand tot gevolg.
71