Haal de stekker uit het stopcontact voordat u onderhouds-
of schoonmaakwerkzaamheden gaat uitvoeren.
PAS OP! In geval van werk in een bijzonder vuile of
stoffige omgeving, moeten de beschreven
werkzaamheden met kortere intervallen worden
uitgevoerd dan hier aangegeven.
Voor elk gebruik
Controleer of de kettingoliepomp goed werkt: richt
het zwaard op een licht oppervlak, op een afstand
van ca. twintig centimeter; nadat de machine een
minuut heeft gewerkt moet het oppervlak duidelijke
oliesporen vertonen (fig.1). Controleer of het in- en
uitschakelen van de kettingrem niet te moeizaam of
te gemakkelijk gaat en of hij niet geblokkeerd is.
Controleer vervolgens de werking ervan als volgt:
schakel de kettingrem uit, pak de machine op de
juiste wijze vast en start hem, schakel de kettingrem
in door de handbescherming voor met uw linker
pols/arm naar voren te duwen, maar zonder de
handgrepen los te laten (fig.2). Als de kettingrem
correct werkt, moet de ketting onmiddellijk
geblokkeerd worden. Controleer of de ketting scherp
is (zie hieronder), in goede staat verkeert en correct
is gespannen, indien hij onregelmatig gesleten is of
een snijtand heeft van slechts 3mm, moet hij worden
vervangen (fig.3).
Reinig de ventilatieopeningen regelmatig om
oververhitting van de motor te voorkomen. (fig 4).
Controleer de werking van de schakelaar en de
schakelaarvergrendeling (uit te voeren bij
uitgeschakelde kettingrem): bedien de schakelaar en
de schakelaarvergrendeling en controleer of ze in de
ruststand terugkomen zodra ze worden losgelaten;
controleer of het onmogelijk is de schakelaar te
bedienen zonder dat de schakelaarvergrendeling is
ingedrukt.
Controleer of de kettingvanger en de
handbescherming achter in perfecte staat verkeren
en geen defecten vertonen, zoals beschadigingen
van het materiaal.
Elke 2-3 werkuren
Controleer het zwaard, en reinig indien nodig
zorgvuldig de smeergaten (fig.5) en de
kettinggeleider (fig.6); indien deze versleten is of
diepe putten vertoont moet hij worden vervangen.
Maak het kettingwiel regelmatig schoon en zorg
ervoor dat het niet te veel is versleten. (fig.7). Smeer
het neuswiel van het zwaard met lagervet via de
aangegeven opening (fig.8).
Voorkom het volgende tijdens gebruik: (fig.1)
- zaagwerk in situaties waarbij de stam tijdens het zagen
kan breken (hout onder spanning, droge dode bomen,
etc.): een onverwachte breuk kan zeer gevaarlijk zijn.
- dat het zwaard of de ketting in de snede geklemd
raakt: mocht dit gebeuren, de machine van het
voedingsnet afkoppelen en probeer de stam op te tillen
door een geschikt middel als hefboom te gebruiken;
tracht de machine niet te bevrijden door schudden of
trekken, omdat u hiermee schade of letsel kunt
veroorzaken.
- situaties die de kans op terugslag kunnen verhogen.
-het product boven schouderhoogte te gebruiken
-hout te zagen waarin vreemde objecten zoals spijkers
zitten
G. ONDERHOUD EN OPSLAG
Vijlen van de ketting (wanneer nodig)
Als de ketting niet zaagt zonder dat men het zwaard
tegen het hout drukt en als het zaagsel zeer fijn is, is dit
een teken dat de ketting niet goed scherp is. Als de
snede geen zaagsel produceert, dan is de snijkant van
de ketting volledig afgesleten en wordt het hout bij het
zagen verpulverd. Een goed geslepen ketting gaat
moeiteloos door het hout en vormt grof, lang zaagsel.
Het snijdende gedeelte van de ketting wordt gevormd
door de snijschakel (fig.9), met een snijtand (fig.10) en
een dieptesteller (fig.11). Het hoogteverschil hiertussen
bepaalt de zaagdiepte; om een goede scherpte te
verkrijgen zijn een vijlgeleider en een ronde vijl met een
diameter van 4mm vereist. G a als volgt te werk: met de
ketting gemonteerd en correct gespannen, de
kettingrem inschakelen en de vijlgeleider loodrecht op
het zwaard plaatsen zoals in de afbeelding getoond
(fig.12). Vijl de snijtand met de aangegeven hoek
(fig.13), steeds van de binnenkant naar de buitenkant en
met afnemende druk bij de teruggaande beweging (het
is van groot belang dat deze aanwijzingen worden
opgevolgd: een overmatige of onvoldoende slijphoek of
een verkeerde vijldiameter verhoogt de kans op
terugslag). Om een betere precisie op de zijhoeken te
verkrijgen wordt aangeraden de vijl zo te plaatsen dat hij
verticaal ca. 0,5 mm over de bovenste snijkant steekt.
Vijl eerst alle tanden aan de ene kant, draai daarna de
machine om en vijl de tanden aan de andere kant. Zorg
ervoor dat een gelijke lengte van alle tanden wordt
verkregen en dat de hoogte van de dieptestellers 0,6mm
lager is dan de bovenste snijkant: controleer de hoogte
met behulp van een kaliber en vijl (met een platte vijl) het
uitstekende gedeelte af, en werk het voorste gedeelte
van de dieptesteller rond af (fig.14), waarbij u erop moet
letten dat u NIET ook de terugslag-beschermingstand
afvijlt (fig.15).
Elke 30 werkuren
Breng de machine naar een erkende servicewerkplaats
voor een algemene nakijkbeurt en een controle van
de remonderdelen.
Opslag
Sla het product op een koele, droge plaats op, buiten
het bereik van kinderen. Niet buiten opslaan.
H. ZAAGTECHNIEKEN
Tijdens het gebruik: (fig.1)
- Indien u op hellend terrein werkt, blijf dan boven de stam,
zodat deze u niet kan raken mocht hij naar benden rollen.
- Bij het vellen van bomen het werk altijd afmaken: een
gedeeltelijk gevelde boom kan breken.
- Na beëindiging van elke snede voelt u een aanzienlijke
verandering in de kracht die nodig is om de machine vast te
houden. Wees zeer voorzichtig zodat u de controle over de
machine niet verliest.
In de onderstaande tekst wordt verwezen naar de
volgende twee zaagmethodes:
Zagen met getrokken ketting (van boven naar beneden)
(fig.2), waarbij het risico bestaat van een plotselinge
beweging van de machine naar de stam toe met als
gevolg controleverlies, gebruik indien mogelijk de
veltand tijdens het zagen.
NEDERLANDS - 7