•
Zaag nooit meer dan één werkstuk tegelijk.
•
Houd het werkstuk bij het zagen steeds stevig op de zaagtafel.
•
Houd het werkstuk niet schuin tegen het zaaglint. Rem het zaaglint niet door zijdelingse druk af.
•
Gebruik bij uw werk, indien nodig :
- een werkstuksteun – voor werkstukken van grote afmetingen die na het doorzagen op de grond dreigen te vallen
- een zaagselafzuigsysteem
•
Gebruik bij het zagen van ronde werkstuken een gepaste kleminrichting, zodat het werkstuk niet verwrongen kan
worden. (Afb 18)
•
Gebruik bij het zagen van planken op de smalle zijde een gepaste winkelhaak om te voorkomen dat het werkstuk
omkantelt. (Afb 19)
Controleer voordat u begint te werken of de volgende onderdelen in orde zijn :
- zaaglint
- bovenste en onderste glijschuif
•
Vervang onmiddellijk beschadigde onderdelen.
•
Neem bij het zagen van een werkstuk de juiste houding aan (met de tanden van de zaag naar u toegekeerd).
•
Zaag nooit meer dan één werkstuk tegelijk. Zaag ook geen werkstukken die uit verschillende delen bestaan.
Er bestaat gevaar voor ongevallen als aparte delen zonder toezicht door het zaaglint meegenomen worden.
Gevaar door verkeerde kleding
•
Draag geen sieraden, handschoenen of wijde kledingstukken, die door draaiende delen van het toestel gegrepen
kunnen worden.
•
Bind uw haren op als u ze lang draagt.
•
Zaag nooit werkstukken waarop of waarin zich snoeren, kabels, linten, stroken, touwen of draden bevinden.
Regel de hoogte van de bovenste zaaglintgeleider (Afb 20)
De hoogte van de bovenste zaaglintgeleider (38) moet geregeld worden :
•
vóór elke inbedrijfstelling van de zaag, om de bovenste zaaglintgeleider aan de hoogte van het werkstuk aan te passen
(de bovenste zaaglintgeleider moet zich bij het zagen circa 3 mm boven het werkstuk bevinden) ;
•
na elke verandering aan het zaaglint of aan de zaagtafel (b.v. zaaglint wisselen, zaaglint spannen, zaagtafel richten).
Gevaar !
Vóór het regelen van de bovenste zaaglintgeleider en van de zaagtafelhelling moet u :
•
het toestel afzetten ;
•
wachten totdat het zaaglint stilstaat.
Zet de bovenste zaaglintgeleider (38) d.m.v. de afstelknop (37) in de gewenste stand.
8.1
ZAAGSNELHEID AFSTELLEN (Afb 6)
1. Zet de onderdeur open.
2. Maak de drijfriem los door de afstelknop met de klok mee te draaien.
3. Leg de drijfriem op de riemschijf aan het drijfwiel (onderste lintzaagwiel) en op de overeenkomstige motorriemschijf.
Let op !
De drijfriem moet ofwel op beide voorste riemschijven ofwel op beide achterste riemschijven lopen. Leg de drijfriem
nooit kruiselings op de riemschijven !
Drijfriem op de voorste riemschijven : lage snelheid, hoog draaimoment.
Drijfriem op de achterste riemschijven : hoge snelheid, laag draaimoment.
4. Span de drijfriem opnieuw door de afstelknop tegen de klok in te draaien (de drijfriem moet echter in het midden circa 10
mm kunnen doorbuigen).
5. Doe de onderdeur dicht.
De aanwijzingen aangaande het afstellen van de zaagsnelheid staan op het bordje aan de binnenzijde van de onderdeur.
77
NL