6.4 | Veiligheidsmechanismen
De accuklemkabel heeft meerdere veiligheidsmechanismen die de accupack
beschermen tegen beschadiging.
Beveiliging tegen verkeerde poolaansluiting
Wanneer de klemmen op de verkeerde polen zijn aangesloten, wordt het alarm
geactiveerd. De LED's 'Start' en 'Error' knipperen en het stroomcircuit blijft
onderbroken.
Beveiliging tegen kortsluiting
Wanneer de contacten van de beide klemmen elkaar raken, wordt het alarm
geactiveerd. De LED's 'Start' en 'Error' knipperen en het stroomcircuit wordt
onderbroken.
Beveiliging tegen tegenstroom
Nadat het voertuig is gestart, is de accupack beveiligd tegen beschadiging door
tegenstroom van de voertuigaccu. Na 30 seconden wordt het alarm geactiveerd.
De LED's 'Start' en 'Error' branden.
Beveiliging tegen overlading
Zodra de nominale stroom van 350 A of 700 A wordt overschreden, wordt het
alarm geactiveerd. De LED's 'Start' en 'Error' knipperen en het stroomcircuit
wordt onderbroken.
Beveiliging tegen te lage spanning
Wanneer de uitgangsspanning van de accupack minder dan 10 V bedraagt, blijft
de accuklemkabel 9 inactief. De LED 'Error' brandt. Op deze manier wordt de
accupack beveiligd tegen diepontlading.
6.5 | Gebruik van de LED-lampjes
• Als u de LED-lampjes 6 wilt inschakelen, houdt u de functietoets 1 ca. 3
seconden ingedrukt.
Wanneer de LED-lampjes zijn ingeschakeld (continu branden), kunt u herhaaldelijk
kort op de functietoets drukken om de verschillende functies te activeren:
• continu branden/knipperen/SOS-signaal/licht uit
• Als u de LED-lampjes meteen wilt uitschakelen, houdt u de functietoets ca. 3
seconden ingedrukt.
7 | Reiniging
AANWIJZING!
Gevaar voor kortsluiting!
Water of een andere vloeistof die in de behuizing is binnenge-
60
drongen, kan kortsluiting veroorzaken.
• Dompel de accupack nooit in water of andere vloeistoffen.
• Zorg dat er geen water of een andere vloeistof in de behuizing
terechtkomt.
− gelangen.
AANWIJZING!
Gevaar voor beschadiging!
Een verkeerde omgang met de accupack kan leiden tot bescha-
diging van de accupack.
• Gebruik geen agressieve schoonmaakmiddelen, borstels met
metalen of nylon borstelharen en geen scherpe of metalen
reinigingsvoorwerpen zoals messen, harde plamuurmessen
en dergelijke. Deze kunnen de oppervlakken beschadigen.
1. Koppel de accupack los van de stroomvoorziening voordat u begint met de
reiniging.
2. Laat de accupack helemaal afkoelen.
3. Neem de accupack af met een licht bevochtigde doek. Wrijf alle onderdelen
ver-volgens volledig droog.
8 | Opslag
Bewaar de accupack en accessoires in de bewaartas 14 bij een temperatuur
tussen -10°C en +60°C en een relatieve luchtvochtigheid van 0 - 99 % (niet-
condenserend).
9 | Fouten opsporen
Probeer u bij storingen eerst te redden met de volgende maatregelen:
Fout
Mogelijke oorzaken en oplossing
De accupack wordt niet inge-
− De interne accu is ontladen.
schakeld, het LED-lampje 6 gaat
− Laad de accu helemaal op.
niet branden en er kunnen geen
apparaten worden opgeladen.
61