Bij Problemen - Rowenta PU408 Serie Manual De Instrucciones

BIJ PROBLEMEN

• Demonteer nooit zelf uw apparaat. Een slecht gerepareerd apparaat kan risico's met zich meeb-
rengen.
• Voor u contact opneemt met een erkend servicecentrum van ons netwerk, raadpleeg onders-
taande lijst van problemen/controle/oplossingen:
Probleem
Het apparaat wordt niet
ingeschakeld.
De luchtstroom verand-
ert niet automatisch.
De luchtstroom is veel
zwakker dan voorheen.
De luchtuitgang geeft
een slechte geur af.
De kleur van het con-
trolelampje voor de
luchtkwaliteit verandert
niet.
GARANTIE
Neem contact op met een erkend servicecentrum indien:
• uw apparaat is gevallen
• uw apparaat of de voedingskabel beschadigd is/zijn
• uw apparaat niet normaal werkt
HELP MEE HET MILIEU TE BESCHERMEN!
 Uw apparaat bevat veel materialen die geschikt zijn voor hergebruik of recycling.

Breng het apparaat naar een verzamelpunt of, als dat er niet is, een erkend servicecentrum
zodat het correct kan worden verwerkt.
Controle
Is de voedingskabel
aangesloten?
Zijn alle weergave-instrumenten
uit?
Is er een stroomonderbreking?
Is de kap vooraan gesloten?
Bevindt het apparaat zich in de
stille of boostmodus?
Moet de filter worden schoonge-
maakt of vervangen?
Ligt er stof op de lens van de
sensor?
Ligt er stof op de lens van de
sensor?
Wijst het controlelampje nog
steeds op een slechte luchtkwa-
liteit?
Wijst het controlelampje nog
steeds op een uitstekende
luchtkwaliteit?
Oplossing
Sluit de voedingskabel aan op
een stopcontact met de juiste
spanning.
Druk op de aan-/uitknop en selec-
teer de gewenste functie.
U kunt uw luchtreiniger ge-
bruiken zodra er opnieuw
stroomtoevoer is.
Sluit de kap vooraan correct.
Selecteer de juiste bedrijfsmodus
Automatisch dag of Automatisch
nacht.
Verifieer hoe vaak de filters
al werden schoongemaakt en
vervangen en maak de filters
schoon of vervang ze indien
nodig.
Verifieer hoe vaak de filters
al werden schoongemaakt en
vervangen en maak de filters
schoon of vervang ze indien
nodig.
Maak de lens van de sensor
schoon.
Stel de gevoeligheid van de sen-
sor in op «Laag gevoelig» of op
«Gemiddeld».
Stel de gevoeligheid van de
sensor in op "Gevoelig" of op
"Gemiddeld".
NL
73