3. Kleurenfilterschijf
De kleurenfilterschijf (17) beneden aan de microscoop platform (7) helpt u bij het
bekijken van zeer heldere of doorzichtige preparaten. Hiertoe kiest u, afhankelijk
van het observatieobject, de passende kleur uit. Kleurloze/doorzichtige objecten
(vb. zetmeelkorrels, eencelligen) zijn zo beter in hun bestanddelen te erkennen.
4. Verwisselbare belichtingslenzen
Bij de belichting van de microscoop vindt u twee lenzen-opzet-stukken (14+15).
Deze kunt u, afhankelijk van hetgeen, of de manier waarop u iets bekijkt, op de
LED-verlichting (9) opschroeven, zodat u steeds van de beste beeldkwaliteit bent
verzekerd. De matlens (14) is al op de belichtingseenheid gemonteerd. U wisselt
de opzetstukken eenvoudig door ze op en af te schroeven. Zet gewoon het boven-
ste deel van het doorgelaten licht unit (9) (zie ook pagina 24).
Hier volgt een overzicht van wanneer u welk lens-opzetstuk het best kunt gebrui-
ken:
Matfilter-lens (14)
– vlakke lens van opaalglas – Gebruik bij
• Observaties van extreem kleine objecten met oculair (1+2) en Barlowlens (3)
Condensorlens (15)
– gewelfde, reflecterende lens – Gebruik bij
• Observaties van normaal grote objecten met oculair (1+2) en Barlowlens (3)
5. Microscoop intstelling
De microscoop-hoofd (5) wordt nu voor de eerste observatie voorbereid.
Maak als eerste de schroef (24) los en draai de inkijk in een prettige observatie-
stand. Begin elke observatie met de laagste vergroting.
Laat de microscooptafel (7) door middel van de fijnafstelschroef (8) helemaal naar
beneden zakken en draai dan de objectiefrevolver (6) tot deze op de laagste ver-
groting (4X) vastklikt.
OPMERKING:
Laat de microscooptafel (7) altijd eerst helemaal zakken voordat
u een ander objectief gaat gebruiken om eventuele beschadigin-
gen te vermijden.
Plaats het 10X oculair (No. 1, 1) in de Barlow lens (No. 1, 3).
Zorg ervoor, dat de Barlow lens volledig in het monoculaire kopstuk (No. 1, 4) is
geplaatst.
6. Waarneming
Nadat u de microscoop met de overeenkomstige verlichting heeft opgezet, dient u
zich aan de volgende principes te houden:
Begin elke waarneming met de kleinste vergroting, zodat het midden en de positie
van het voorwerp scherp te zien is.
Hoe groter de vergroting, des te meer licht heeft u voor een goede kwaliteit van
het beeld nodig.
Plaats het duurzame preparaat nu direct onder het objectief op de microscooptafel
(7). Het te observeren object moet hierbij precies boven de verlichting liggen.
Kijk door het oculair (1+2) en draai het instellingswieltje (8) voorzichtig rond totdat
u een scherp beeld kan zien.
Teneinde nu een groter vergroting te krijgen, dient u langzaam de Barlow lens (No.
2, 3) uit het monoculaire buisje (No. 2, 4) te trekken. Bij een bijna volledig uitge-
trokken Barlowlens is de vergroting bijna tweevoudig.
Als u de vergroting nog groter wil hebben, kan u het 16X oculair (2) in de objectief
revolver (6) zetten en die dan in hogere posities zetten (10X / 40X).
NL
25