Optionele apparatuur aansluiten
Bevestig de kabels voor ingangs- en uitgangsapparatuur zoals getoond in
draadmaat die is gespecificeerd voor deze aansluiting. Raadpleeg
de gebruikershandleiding voor de configuratie van apparatuur.
Afbeelding 13 Apparatuur aansluiten
Aansluiten op de relais
Elektrocutiegevaar. Haal hoogspanning en laagspanning niet door elkaar. Zorg ervoor dat alle
relaisaansluitingen ofwel AC-hoogspanningsaansluitingen ofwel DC-laagspanningsaansluitingen zijn.
Brandgevaar. Relaisbelastingen moeten resistent zijn. Beperk de stroom naar het relais altijd met een
externe zekering of onderbreker. Volg de classificeringen voor relais op uit het hoofdstuk Specificaties.
Draadmaat van minder dan 1,0 mm
De analyser bevat relais voor monsterconcentratie-alarmen (2x), waarschuwing van het
analysersysteem en uitschakeling van het analysersysteem. Raadpleeg
bedradingsaansluitingen
(maakcontact), COM = gemeenschappelijk, NC = normaal gesloten (verbreekcontact)).
Aansluiten op de 4–20mA-uitgangen
Gebruik een afgeschermde twisted-pair-kabel voor de aansluitingen van de 4–20mA-uitgangen. Sluit
de afscherming aan op het recorder-uiteinde of het analyser-uiteinde. Verbind de afscherming niet
aan beide uiteinden van de kabel. Gebruik van een niet-afgeschermde kabel kan zorgen voor
storingen en een hoger dan toegestane gevoeligheid.
Raadpleeg
Overzicht van bedradingsaansluitingen
Raadpleeg
Specificaties
belastingsimpedantie.
182 Nederlands
G E V A A R
V O O R Z I C H T I G
L E T O P
2
(18 AWG) wordt niet aanbevolen.
op pagina 179 om een apparaat aan te sluiten (NO = normaal open
op pagina 187 voor de specificaties van de bedrading en
Specificaties
op pagina 179 om het apparaat aan te sluiten.
Afbeelding
13. Gebruik de
op pagina 187. Zie
Overzicht van