• Sluit de netleiding op de aansluiting [1-1] aan
[afbeelding 4].
• Steek de stekker van de netleiding in een stop-
contact.
6.2
Vacuümspaneenheid
Opstellen en bevestigen
• Bevestig de spaneenheid op een stabiele, effen,
schone, gladde en voldoende grote ondergrond
(aanbevolen opstelhoogte: 60 - 90 cm).
Er zijn verschillende manieren om in te spannen:
Schroeven
• Bevestig de spaneenheid met vier schroeven op
het werkvlak. Hiervoor dienen de boorgaten [5-1].
Spanklauwen
• Bevestig de spaneenheid met vier spanklauwen
op het werkvlak. De vlakken aan de hoeken die-
nen als spanvlakken.
Onderdruk
Hiervoor moet de ondergrond absoluut effen, glad
en van een gasondoorlatend materiaal zijn.
• Schuif het schuifventiel [6-1] in positie [B] nadat
u de vacuümpomp aangesloten en aangekoppeld
hebt.
Alleen in de eindstanden is een storingvrije wer-
king gegarandeerd.
De spaneenheid wordt met onderdruk op de on-
dergrond gehouden.
• Om de spaneenheid opnieuw te lossen, schuift u
het schuifventiel [6-1] in positie [A].
• Zorg ervoor dat u niet over de slang naar het
voetventiel en naar de vacuümpomp kunt vallen.
Zuigplaat zwenken
• Los de klemhendel [7-1].
• Zwenk de zuigplaat [7-2] in de gewenste stand.
Het zwenkbereik bedraagt 0° tot 90°.
• Klem de zwenkbare behuizing door de klemhen-
del [7-1] krachtig in de richting van de wijzers van
de klok aan te trekken.
Zuigplaat draaien
• Draai de draaiknop [8-1] los.
• Draai de zuigplaat [8-2] in de gewenste stand.
• Klem met de draaiknop [8-1] de zuigplaat zo sterk
als u het voor uw werk nodig hebt.
Het kan nuttig zijn dat de zuigschuif met het
ingespannen werkstuk tijdens het werken nog
draaibaar is.
Zuigplaat wisselen
Als toebehoren zijn bijkomende zuigplaten met
verschillende vorm en grootte verkrijgbaar. Daar-
door kunnen verschillend grote en gevormde
werkstukken ingespannen worden.
• Positioneer de zuigplaat verticaal, zoals op [Af-
beelding 8] weergegeven.
• Draai de draaiknop [9-1] los.
• Trek de borgpen [9-2] uit en verdraai hem ca. 90°.
• Trek de zuigplaat [9-3] uit door eraan te draaien.
• Plaats een andere zuigplaat, zodat de ribben van
de zuigplaat tegen de spaneenheid liggen.
• Verdraai de borgpen [9-2] tot hij weer vastklikt.
Gelieve te controleren.
• Klem de draaiknop [9-1].
7
Gebruik
WAARSCHUWING
Gevaar voor ongevallen - let op tijdens het
gebruik:
• De spaneenheid moet goed op de ondergrond
bevestigd zijn en mag niet bewogen kunnen
worden.
• De wijzer van de vacuümmeter [1-3] moet altijd
in het groene bereik liggen. Onderbreek het
werk onmiddellijk zodra de wijzer in het rode
bereik staat en verhelp de oorzaak van de sto-
ring (zie "Hoofdst. 13 Opheffen van fouten").
• Controleer voor elk gebruik de rubberen schijf
van de zuigplaat en de rubberen afdichting aan
de onderkant. Werk nooit met een zuigplaat of
een rubberen afdichting die schade vertoont.
• Span de werkstukken zo in dat hun zwaartepunt
op de zuigplaat ligt. Het werkstuk moet aan
alle zijden minstens 1 cm over de rand van de
zuigplaat uitsteken.
• Druk of trek niet met grote kracht aan het inge-
spannen werkstuk. Anders bestaat het gevaar
dat het werkstuk van de zuigplaat loskomt.
• Controleer voor aanvang van de werkzaamhe-
den of het werkstuk vastzit.
Werkwijze
• Schakel de pomp aan de aan-/uitschakelaar [1-2]
in (I = AAN, 0 = UIT).
• Sluit de vacuümslang aan de aansluiting [3-2]
aan.
• Wacht tot de wijzer van de vacuümmeter [1-3] in
het groene bereik is.
Voor u het werkstuk inspant, moet u de afdichtlip
van de zuigplaat met een in spiritus gedrenkte
katoenen doek reinigen. Daardoor blijven op het
werkstuk geen randen door het inspannen achter.
• Leg een werkstuk op de zuigplaat.
38