INSTELLING VIRTUELE/UNIVERSELE AANSLUITING
13. Selecteer het tabblad ISObus en definieer
op basis van uw apparatuur en uw toepassing
aanvullende parameters op dit scherm.
14. Druk op de knop HOME (start) om alle
wijzigingen op te slaan
19
8. Selecteer het tabblad Implement (toepassen)
en vul de tussenruimte van de sproeiers en het
totale aantal secties in.
9. Druk op de knop START naast Actuator Auto
Config (automatische configuratie stelelement).
Dit zal automatisch bepalen hoeveel ProStop-
E-kleppen er zijn aangesloten en zal aan elke
sectie een klep toewijzen.
10. Open de sectieconfiguratie om te controleren
dat naast elke sectie de waarde '1' staat.
Ga terug naar het tabblad Implement
(toepassen) als alle secties in orde zijn.
11. Druk op de knop ENTER naast Cannode
Configuration (CAN-nodeconfiguratie).
Controleer dat de CAN-nodes in de juiste
volgorde worden weergegeven.
CAN-node 1 moet bijvoorbeeld de meest linkse
ProStop-E-kleppen bedienen, 2 de middelste
ProStop-E-kleppen en 3 de meest rechtse
Prostop-E-kleppen op de machine.
12. Als de CAN-nodes niet in de juiste volgorde
worden weergegeven, zet ze dan met de pijltjes
naast elke node op de juiste plaats.
PROSTOP-E ISOBUS MODULE SYSTEM