Accu-capaciteitsindicator (afb. 20)
Druk op de schakelaar voor accu-capaciteitsindi-
cator (afb. 20/pos. A). De accu-capaciteitsindica-
tor (afb. 20/pos. B) signaleert de laadtoestand van
de accu aan de hand van 3 LEDs.
Alle 3 LEDs branden:
De accu is vol geladen.
2 of 1 LED(s) branden:
De accu beschikt over voldoende restlading.
1 LED knippert:
De accu is leeg, laad de accu op.
Alle LEDs knipperen:
De accu werd diep ontladen en is defect. Een
defecte accu mag niet meer gebruikt en geladen
worden!
Voorzichtig!
Parkeer de grasmaaier niet in de zon. Erin ge-
plaatste accu's kunnen ontoelaatbaar warm
worden.
6. Bediening
Voorzichtig!
De gazonmaaier is voorzien van een veiligheids-
schakeling om onbevoegd gebruik te voorkomen.
Onmiddellijk vóór inbedrijfstelling van de gras-
maaier de veiligheidsstekker (afb. 17) insteken en
bij elke onderbreking of beëindiging van het werk
de veiligheidsstekker weer uittrekken.
Aanwijzing!
Om veiligheidsredenen is het niet mogelijk om de
accu-grasmaaier te starten bij een aanzethoek
van meer dan ~70° ± 10°.
Voorzichtig!
Om een onopzettelijk inschakelen te verhinderen
is de grasmaaier uitgerust met een inschakelblok-
kering (afb. 17/pos. 8), die moet worden ingedrukt
voordat de schakelbeugel (afb. 16/pos. 1) kan
worden geactiveerd. Als de schakelbeugel wordt
losgelaten, dan wordt de grasmaaier uitgescha-
keld. De starttijd kan enkele seconden bedragen
(om het startproces van de grasmaaier te verge-
makkelijken deze licht naar achter kantelen (afb.
25)). In het onbelast bedrijf wordt het toerental
na enkele seconden verlaagd en bij belasting na
enkele seconden weer verhoogd. Voer deze pro-
Anl_GE_CM_36_47_S_HW_Li_SPK2.indb 55
Anl_GE_CM_36_47_S_HW_Li_SPK2.indb 55
NL
cedure meermaals uit om er zeker van te zijn dat
uw apparaat correct werkt. Voordat u reparatie- of
onderhoudswerkzaamheden aan het apparaat
verricht, moet u zich ervan vergewissen dat het
mes niet draait, de veiligheidsstekker (12) werd
uitgetrokken en de accu's (16) verwijderd werden.
Waarschuwing! Open de uitwerpklep nooit
als de opvanginrichting wordt leeggemaakt
en de motor nog loopt. Het roterende mes
kan verwondingen veroorzaken.
Maak de uitwerpklep of de grasopvangkorf altijd
zorgvuldig vast. Bij het verwijderen eerst de motor
uitschakelen en de veiligheidsstekker (12) uitt-
rekken.
Rijaandrijving
Wanneer u de rijhendel/koppelingshendel (afb.
16, pos. 20) bedient, dan wordt de koppeling voor
de rijaandrijving gesloten en de grasmaaier be-
gint met lopende motor te rijden. Laat de rijhendel
op tijd los om de rijdende grasmaaier te stoppen.
Oefen het wegrijden en stoppen voordat u voor
de eerste keer gras maait, tot u vertrouwd bent
met het rijgedrag.
Instellen van de rijsnelheid (Vario Speed)
De rijsnelheid van de grasmaaier kan variabel
worden ingesteld. Daarvoor de regelhendel (afb.
26, pos. 21) zo ver naar voor schuiven, tot de ge-
wenste snelheid is bereikt. Als de regelhendel in
rijrichting helemaal naar voor is gebracht, dan rijdt
de grasmaaier met maximale snelheid.
Aanwijzing! De rijaandrijving werkt alleen bij
ingeschakelde motor. Daarom moet u altijd eerst
de motor starten en mag u ten vroegste na het
bereiken van het nominale toerental van de motor
de rijhendel/koppelingshendel (20) activeren.
Het wordt aanbevolen om de rijsnelheid aan te
passen aan de lengte van het te maaien gazon.
Hoe hoger het gras, des te langzamer moet de
rijsnelheid worden gekozen.
De door de geleidestelen gecreëerde veiligheid-
safstand tussen meshuis en gebruiker moet altijd
worden aangehouden. Tijdens het maaien en bij
veranderingen van rijrichting op bermen en hel-
lingen moet u bijzonder voorzichtig te werk gaan.
Zorg voor een veilige stand, draag schoenen met
slipvaste zolen met stroef profi el en een lange
broek.
Maai altijd dwars over de helling. Op hellingen
schuiner dan 15 graden mag om veiligheidsrede-
nen niet met de grasmaaier worden gemaaid.
- 55 -
13.12.2018 11:44:00
13.12.2018 11:44:00