De Dietrich DTG 220 Manual De Instrucciones página 7

3. DESARROLLO DEL PROGRAMA
1. Piloto indicador de funcionamiento en régimen
de prueba
2. Piloto indicador de régimen de funcionamiento
de quemador autorizado
3. Piloto indicador de fallo de válvula de seguridad
4. Piloto indicador de fallo de válvula de la línea
de gas
5. Botón de rearme
Durante la puesta en marcha de una caldera pueden
estar iluminados el piloto de avería en la válvula de
seguridad 3 y/o el piloto de avería en las válvulas de la
línea de gas 4. Para apagar estos pilotos de avería 3 +
4, apretar el botón de rearme 5.
Programa de comprobación antes del arranque del
quemador :
G Durante el desarrollo de régimen de prueba, el
piloto de funcionamiento 1 se ilumina durante aproxi-
madamente 10 segundos. En el caso de que se pro-
duzcan breves cortes de corriente durante el régimen
de prueba o durante el funcionamiento de la caldera,
ésta vuelve a arrancar automáticamente.
Las válvulas son estancas después del régimen
de prueba :
G El piloto en funcionamiento 2 indica que las válvulas son
estancas y que se autoriza el arranque del quemador.
Las válvulas no son estancas después del régimen de
prueba :
G El piloto de avería 3 se ilumina si la válvula de segu-
ridad no es estanca.
G El piloto de avería 4 se ilumina si no son estancos los
asientos de las electroválvulas de mando. Después de
un corte de corriente, en caso de avería, se iluminan los
dos pilotos de avería 3 + 4. Para apagar estos pilotos,
pulsar el botón de rearme 5.
Si no se ilumina ningún piloto durante el funciona-
miento :
Desconectar la alimentación eléctrica, desatornillar la
tapa, comprobar el fusible y sustituirlo si procede (máx.
3,15 A lento)
TEST
1
OK
2
1
3
2
4
7
3. VERLOOP VAN HET PROGRAMMA
5
1. Werkingslampje test-fase
2. Werkingslampje branderwerking toegelaten
3. Storingslampje veiligheidsklep
4. Storingslampje kleppen gasstraat
5. Herbewapeningsknop
Bij de indienstelling van de ketel kan het storingslampje
veiligheidsklep 3 en/of het storingslampje kleppen gas-
straat 4 branden. Druk op de herbewapeningsknop 5
om deze storingslampjes 3 + 4 te doven.
Controleprogramma voor de branderopstart :
G Tijdens de test-fase licht het werkingslampje 1 gedu-
rende ongeveer 10 seconden op. Bij kortstondige stroom-
onderbreking tijdens de test- of werkingsfase van de
ketel, start de ketel opnieuw automatisch.
De kleppen vertonen geen lekken na de test-fase :
G Het werkingslampje 2 meldt dat de kleppen geen lek-
ken vertonen en de branderwerking toegelaten is.
De kleppen vertonen lekken na de test-fase :
G Het storingslampje 3 licht op wanneer de veiligheids-
klep lekken vertoont.
G Het storingslampje 4 licht op wanneer de kleppen van
de stuurmagneetkleppen lekken vertonen. Na een
stroomonderbreking tijdens een storing, lichten de twee
storingslampjes 3 + 4 op. Druk op de herbewapenings-
knop 5 om deze lampjes te doven.
Indien geen enkel lampje oplicht tijdens de werking :
Schakel de elektrische voeding uit, schroef het deksel
los, controleer de zekering en vervang deze indien nodig
(max. 3,15 AT).
ES
NL
8377N149