Apparaat inschakelen
Steek de netstekker in de contactdoos.
Schakel het apparaat aan de hoofd-
schakelaar in.
Grote hoeveelheden vloeistof continu
afvoeren: afvoerpomp inschakelen.
Afvoer- c.q. reinigingsmodus
Vloeistoffen continu afvoeren c.q. reini-
ging uitvoeren.
Filterreiniging
Vlakvouwfilter regelmatig reinigen tijdens
het zuigen.
Greep van de filterreiniging meermaals
uittrekken en inschuiven.
Apparaat uitschakelen
Indien nodig afvoerpomp uitschakelen.
Schakel het apparaat aan de hoofd-
schakelaar uit.
Netstekker uittrekken.
Na elk bedrijf
Filterreiniging: Greep meermaals in- en
uitschuiven.
Reservoir leegmaken.
Apparaat aan de binnen- en buitenkant
reinigen door afzuigen en afvegen met
een vochtige doek.
Apparaat opslaan
Stroomkabel rond de kabelhaak aan de
duwbeugel wikkelen.
Zuigslang rond de schuifbeugel wikke-
len.
Apparaat in een droge ruimte plaatsen
en beveiligen tegen onbevoegd ge-
bruik.
Voorzichtig
Gevaar voor letsels en beschadigingen!
Houd bij het transport rekening met het ge-
wicht van het apparaat.
36
Vervoer
Zuigbuis met vloerkop uit de houder ne-
men. Draag het apparaat aan de draag-
greep en aan de zuigbuis.
Bij het transport in voertuigen moet het
apparaat conform de geldige richtlijnen
beveiligd worden tegen verschuiven en
kantelen.
Voorzichtig
Gevaar voor letsel en beschadiging! Het
gewicht van het apparaat bij opbergen in
acht nemen.
Het apparaat mag alleen binnen worden
opgeborgen.
Gevaar
Bij alle werkzaamheden aan het apparaat,
het apparaat uitschakelen en de netstekker
uittrekken.
Filter voor grof vuil/vlakvouwfilter
of afzuigfilter vervangen
Filterafdekking openen.
Filter voor grof vuil/vlakvouwfilter of af-
zuigfilter vervangen.
Filterafdekking sluiten, moet hoorbaar
in elkaar sluiten.
Vlotter reinigen
Zuigkop ontgrendelen en wegnemen.
Vlotter met een vochtige doek reinigen.
Zuigkop eropzetten en vergrendelen.
Hulp bij storingen
Gevaar
Bij alle werkzaamheden aan het apparaat,
het apparaat uitschakelen en de netstekker
uittrekken.
Zuigturbine start niet
Kabel, stekker, zekering en contact-
doos controleren.
Apparaat inschakelen.
Vlotter controleren.
– 4
NL
Opslag
Onderhoud