GEBRUIK
Om de luchtrichting te veranderen:
1. Luchtstroomrichting omhoog/omlaag:
– Houd de horizontale lamellen vast zoals aangegeven in het diagram en stel
de richting van de luchtstroom in.
– Zet de horizontale lamellen niet in de laagste of hoogste positie in de stand
KOELEN of DROGEN. Als de ventilatorsnelheid voor langere tijd te laag
wordt ingesteld, kan er condensvorming op de lamellen ontstaan.
2. Luchtstroomrichting links/rechts. Houd de verticale lamellen vast zoals
aangegeven in het diagram en stel de richting van de luchtstroom in.
Let op:
• Stel de verticale lamellen niet extreem links of rechts in als de
ventilatorsnelheid gedurende langere tijd te laag is ingesteld in de modus
KOELEN of DROGEN. Er kan dan condensatie ontstaan op de lamellen.
WERKINGSTEST
• Druk op de aan/uit-knop op de afstandsbediening om het apparaat te starten.
• Druk op de modusknop om de functie auto, koelen, drogen of ventilator te
selecteren en controleer of het apparaat normaal werkt.
• Als de omgevingstemperatuur lager is dan 16 °C, kan de eenheid niet in de
koelmodus worden gebruikt.
AIRCONDITIONING · COOL 9 CONNECTED
205
NL