13.0 FOUTOPSPORING
Probleem 1:
De hydraulische cilinder glijdt rond de rand van de
tegenoverliggende flens wanneer de ATM-9 de verbinding
uitlijnt.
Oorzaak:
Gruis of vuil op de arm, rollers of lagers, arm is helemaal
uitgeschoven.
Oplossing:
A. Zorg dat de rollers vrij kunnen draaien en dat de rollers
op de armvlakken niet worden gehinderd door vuil of
gruis.
B. Controleer dat de verlengarm niet geheel is uitgeschoven
tijdens het uitlijnen van de verbinding.
C. Zorg dat er voldoende verlenging over is, zodat
de ATM-9 verder kan worden uitgeschoven als de
verbinding wordt uitgelijnd.
Probleem 2:
De ATM-9 is vastgemaakt en lijkt te werken maar de
verbinding wordt toch niet uitgelijnd.
Oorzaak:
A. Mogelijk bevindt zich lucht in het hydraulische systeem
zodat niet voldoende kracht op de flenzen kan worden
uitgeoefend.
B. Mogelijk bevindt zich een obstakel in de buurt van de
flenzen. Er kan een kracht van meer dan 9 ton [90 kN]
nodig zijn om de verbinding uit te lijnen.
Oplossing:
A. Zie de instructies voor het verwijderen van de luchtsluis
onder punt 14.
B. Controleer de omgeving van de verbinding op eventuele
aanwezige obstakels.
C. Als meer kracht nodig is dan de 9 ton [90 kN] die het
gereedschap kan leveren, moet de verbinding op een
andere manier worden uitgelijnd.
14.0 ONTLUCHTEN
Volg de volgende stappen om de lucht te laten ontsnappen:
1. Verwijder de dop van de luchtopening aan de bovenzijde
van de hydraulische pomp en controleer het peil van de
hydraulische olie om na te gaan of er voldoende olie
aanwezig is om de cilinder uit te schuiven.
2. Plaats de dop van de luchtopening terug maar draai
deze niet vast. De dop moet niet te vast zitten (in de
"vent"-positie), zodat tijdens het gebruik lucht de pomp
in en uit kan. De dop moet alleen worden vastgedraaid
wanneer het gereedschap na gebruik weer terug in de
draagkoffer wordt geplaatst.
3. Zorg dat de dop niet te vast is gedraaid en sluit de
pomp aan op het gereedschap met behulp van de
hydraulische slang die in de draagkoffer zit.
4. Plaats het gereedschap op een vlak oppervlak, houd
de hydraulische pomp boven het gereedschap, sluit de
drukontlastklep op de pomp en stel de pomp af door
de hydraulische cilinder geheel uit te schuiven en een
kleine druk op te bouwen.
5. Open de drukontlastklep terwijl u de hydraulische pomp
boven het gereedschap houdt en laat de cilinder volledig
inschuiven. Terwijl de cilinder wordt ingeschoven, wordt
het systeem via de pomp en door de dop van de
luchtopening ontlucht.
6. Herhaal deze procedure drie of vier keer om er zeker
van te zijn dat alle lucht is ontsnapt. Het gereedschap
kan nu de maximale werkdruk uitoefenen.
15.0 MINIMALE / MAXIMALE UITSCHUIFLENGTE
Raadpleeg punt 18.0, Gewicht en afmetingen, voor
informatie over de minimale en maximale uitschuiflengte.
16.0 TOEPASSINGSAFMETINGEN
De twee basisafmetingen, A en B, bepalen of de ATM-9
kan worden gebruikt om de verbinding uit te lijnen. Als de
flensverbinding die moet worden uitgelijnd tussen 93 mm
[3,75 inch ] en 266 mm [9 inch] breed is, zoals aangegeven
bij (A), en een boutgat heeft met een diameter van 31,5 mm
[1,25 inch] of meer (B), kan de ATM-9 worden bevestigd en
is uitlijning mogelijk (zie figuur 14).
Zie de tabellen onder punt 17: op type flens, klasse en
diameter.
Fig. 14 – Min. en max. flensafmetingen (visueel)
Het zadel van de hydraulische
cilinder moet volledig rusten op
de rand van de flens die op zijn
plaats moet worden gedrukt.
Min. doorsnee boutgat
31,5 mm [1,24 inch]
B
67
67
Min. afstand 93 mm [3,66 inch]
Max. afstand 228 mm [9 inch]
A
Haak in dit
boutgat