4. Elektrische aansluiting
De elektrische installatie dient door een erkend
installateur te worden uitgevoerd in overeenstem-
ming met de lokale regelgeving.
Controleer of de voedingsspanning en frequentie
overeenkomen met de waarden die op het type-
plaatje vermeld staan.
Waarschuwing
Voordat u enige aansluitingen in de unit
maakt, dient u er zeker van te zijn dat de
voedingspanning is uitgeschakeld en dat
deze niet per ongeluk kan worden inge-
schakeld.
De unit moet worden aangesloten op een
externe netschakelaar met een con-
tact-opening van ten minste 3 mm in alle
polen.
Uit voorzorg moet de unit worden verbon-
den met een geaard stopcontact.
Het is aan te raden om de permanente
installatie uit te rusten met een aardlek-
schakelaar met een uitschakelstroom
< 30 mA.
5. In bedrijf nemen
Schakel de pomp niet in voordat deze is
Voorzichtig
gevuld met vloeistof.
6. Alarmmeldingen
Als een droogloopalarm is afgegeven, dan
moet de oorzaak worden gevonden voor-
Voorzichtig
dat de pomp opnieuw wordt ingeschakeld,
om schade aan de pomp te voorkomen.
6.1 Anti-pendel
De anti-pendelfunctie kan een heel laag
gebruik als pendelen beschouwen en de
N.B.
pomp ten onrechte uitschakelen. Als dit
gebeurt, kan de functie worden uitgescha-
keld.
Uitschakelen van de functie
Om de functie uit te schakelen zet u
DIP-schakelaar 7 op "OFF". Zie de beknopte hand-
leiding.
6.2 Automatische reset
Zet de automatische reset alleen op "on"
Voorzichtig
bij een positieve voordruk.
81