2.1.2 Broadband Type
Hier kunt u het soort verbinding invoeren dat de router gebruikt. Neem contact op met uw
internetaanbieder als u niet zeker weet wat voor soort internetverbinding u heeft.
• Selecteer Cable modem als u een kabelmodem heeft of een ander soort internetverbinding
zonder vast IP-adres.
Host name: Kan op iedere naam ingesteld worden, tenzij deze aangegeven is door uw
o
internetaanbieder. Het MAC-adres is automatisch ingesteld op het MAC-adres van uw
kabelmodem. Dit moet u niet veranderen, tenzij dit is aangegeven is door uw internetaanbieder.
Clone MAC address: Deze functie is normaal niet vereist voor de standaardinstelling. Deze
o
knop kunt u gebruiken om het MAC-adres van de netwerkkaart van de computer op te geven
als het feitelijke MAC-adres van de router.
Als u alle wijzigingen hebt ingevoerd, klikt u op [OK]. De router bevestigt dan de wijzigingen.
o
Klik op [OK].
Sluit het venster door op het kruisje rechtsboven te klikken.
o
• Selecteer Fixed-IP xDSL als u een xDSL- of ethernetverbinding met een vast IP-adres heeft.
IP address assigned by your service provider: Voer het IP-adres in dat u door uw
o
internetaanbieder is toegewezen.
Subnet mask: Voer het subnetmasker in dat u door uw internetaanbieder is toegewezen.
o
DNS address: Voer de DNS-adressen in die u door uw internetaanbieder zijn toegewezen.
o
Service provider gateway address: Voer het gateway-adres in dat u door uw internetaanbieder
o
is toegewezen.
Als u alle wijzigingen hebt ingevoerd, klikt u op [OK]. De router bevestigt de wijzigingen.
o
Klik op [OK].
Sluit het venster door op het kruisje rechtsboven te klikken.
o
• Selecteer Dial-up xDSL (PPPoE) als u een xDSL/FWA-verbinding heeft die PPPoE gebruikt.
User name: Voer de gebruikersnaam in die u door uw internetaanbieder is toegewezen.
o
Password: Voer het wachtwoord in dat u door uw internetaanbieder is toegewezen.
o
Service name: Voer de servicenaam in die u door uw internetaanbieder is toegewezen. Als
o
uw internetaanbieder u geen servicenaam heeft toegewezen, laat u dit veld leeg.
MTU (1400-1492): De router stelt 1492 voor. U kunt dit accepteren, tenzij uw internetaanbieder
o
een andere waarde adviseert.
Connection type: U kunt uit drie opties kiezen:
o
Continuous – De router houdt een permanente verbinding met uw internetaanbieder in stand.
Connect on demand – De router maakt alleen verbinding als dit nodig is en verbreekt deze
na een vaste periode (zie Idle time).
Manual – U activeert zelf als dit nodig is de verbinding met behulp van de router.
Idle time: Geeft de periode aan waarna de router de verbinding verbreekt als deze niet gebruikt
o
wordt. Deze functie wordt alleen gebruikt als Connection type ingesteld is op Connect on
demand.
Als u alle wijzigingen hebt ingevoerd, klikt u op [OK]. De router bevestigt de wijzigingen.
o
Klik op [OK].
Sluit het venster door op het kruisje rechtsboven te klikken.
o
• Selecteer PPTP xDSL als u dit type verbinding heeft.
WAN Interface Settings: Stel de router in zodat deze automatisch een IP-adres verkrijgt of
o
voer het IP-adres, het subnetmasker en de gateway in als deze door uw internetaanbieder
toegewezen zijn.
PPTP Settings: Voer de informatie die uw internetaanbieder u heeft toegewezen in in de
o
daarvoor geschikte velden.
Als u alle wijzigingen hebt ingevoerd, klikt u op [OK]. De router bevestigt de wijzigingen. Klik
o
op [Apply].
Sluit het venster door op het kruisje rechtsboven te klikken.
o
20