end onderdeel achterblijft, kan er lichamelijk letsel
ontstaan.
12. Werk niet te ver voorovergebogen. Gebruik de
machine niet op blote voeten of met sandalen
of soortgelijk licht schoeisel. Draag veiligheids-
schoenen die uw voeten beschermen en uw grip
op gladde oppervlakken verbeteren.
13. Neem altijd een stabiele positie in en let op uw
evenwicht. Hierdoor kan de machine in onver-
wachte situaties beter worden gecontroleerd.
14. Voorkom onbedoeld starten. Controleer of de mo-
tor voor het transport van de machine of bij onder-
houds- resp. instandhoudingswerkzaamheden
aan de unit of deze is uitgeschakeld. Het transport
van de machine of onderhouds- resp. instandhou-
dingswerkzaamheden aan de machine bij een
draaiende motor kan tot ongevallen leiden.
Veiligheid in de omgang met bedrijfsmiddelen
1. Brandstof is licht ontvlambaar en de dampen kun-
nen bij ontsteking exploderen. Neem bij het ge-
bruik van brandstof passende maatregelen om
het risico op ernstig lichamelijk letsel te vermin-
deren.
2. Bewaar de tank bij het vullen of aftappen in een
schone, goed geventileerde buitenruimte en ge-
bruik een goedgekeurde brandstoftank. Niet ro-
ken. Vermijd ontstekingsvonken, open vuur of
andere ontstekingsbronnen in de buurt van het
bereik bij het bijvullen van brandstof of het gebruik
van de eenheid. De tank in geen geval in een ge-
bouw vullen.
3. Houd geaarde, geleidende voorwerpen, zoals ge-
reedschappen, uit de buurt van onbeschermde,
onder spanning staande elektrische onderdelen
en aansluitingen om vonkvorming of vonkover-
slag te voorkomen. Ze kunnen rookgassen of
dampen doen ontbranden.
4. Schakel de motor altijd uit en laat deze afkoelen
voordat u de tank vult. Verwijder in geen geval de
tankdop en vul nooit brandstof bij terwijl de motor
draait of warm is. De machine mag niet worden
bediend als de brandstofinstallatie lekt.
5. Open voorzichtig de tankdop om eventuele druk
in de tank af te tappen.
6. Vul de tank niet te vol (tot ca. 1,5 cm onder de
vulopening van de ruimte bij brandstofuitzetting
door de motorwarmte).
7. De tankdop en de tank weer goed terugplaatsen
en verwijder de gemorste brandstof. De eenheid
mag in geen geval worden bediend als de tankdop
niet is aangebracht.
8. Vermijd ontstekingsbronnen in geval van gemors-
te brandstof. Probeer de motor niet te starten
als er brandstof is gemorst. Verwijder in plaats
daarvan de machine uit het betreffende bereik
en voorkom ontstekingsbronnen totdat de brand-
stofdampen zijn verdampt.
www.scheppach.com /
[email protected] / +(49)-08223-4002-99 / +(49)-08223-4002-58
9. Brandstof moet in de juiste containers worden be-
waard die geschikt zijn voor dit doeleinde.
10. Bewaar brandstof op een koele, goed geventi-
leerde plaats, uit de buurt van ontstekingsvonken,
open vuur en andere ontstekingsbronnen.
11. Bewaar de brandstof of de machine nooit met
een met brandstof gevulde tank in een gebouw
waar rookgassen in contact kunnen komen met
ontstekingsvonken, open vuur of andere ontste-
kingsbronnen zoals boilers, kachels, drogers en
dergelijke. De motor voor het bewaren nooit laten
afkoelen in een behuizing.
Aanwijzingen voor gebruik en onderhoud van de
machine
1. De machine niet optillen of dragen bij een draai-
ende motor.
2. De machine nooit bedienen met geweld.
3. Gebruik de juiste machine voor de gewenste toe-
passing. De juiste machine zal de taak op een be-
tere en veilige manier uitvoeren.
4. Verander de instellingen van de motortoerenrege-
laar niet en laat de motor niet met een te hoog toe-
rental draaien. De toerenregelaar regelt het maxi-
male bedrijfstoerental dat veilig is voor de motor.
5. Laat de motor niet snel lopen als de grond niet
wordt bewerkt.
6. Plaats handen of voeten niet nabij de draaiende
delen.
7. Vermijd contact met hete brandstof, olie, rookgas-
sen en hete oppervlakken. Raak de motor of de
geluiddemper niet aan. Deze onderdelen worden
tijdens het gebruik extreem heet. Ze worden ook
korte tijd heet als de eenheid is uitgeschakeld. De
motor voor het uitvoeren van onderhoudswerk-
zaamheden of instellingen laten afkoelen.
8. Als de machine ongewone geluiden maakt of on-
gewoon trilt, moet de motor direct worden uitge-
schakeld, de bougiekabel worden losgekoppeld
en de oorzaak worden gezocht. Ongewone ge-
luiden of trillingen zijn doorgaans een waarschu-
wingsteken.
9. Uitsluitend de door de fabrikant toegestane aan-
sluitingen en toegestane accessoires gebruiken.
Het niet in acht nemen van deze voorschriften,
kan tot lichamelijk letsel leiden.
10. De machine onderhouden. Controleer of onder-
delen in beweging verkeerd zijn uitgelijnd of zijn
geblokkeerd. Controleer onderdelen op breuk
resp. controleer of er sprake is van een andere
toestand, die het gebruik van de machine zou
kunnen beïnvloeden. De machine bij schade voor
gebruik laten repareren. Een groot aantal onge-
vallen wordt veroorzaakt door onvoldoende on-
derhouden apparatuur.
11. Verwijder gras, bladeren, overtollig vet of opge-
hoopt koolstof uit de motor en de geluiddemper
om het risico op brand te verminderen.
NL | 133