9.1
Het reinigen van de filters
Reinig het voorfilter (A1 b) regelmatig met schoon water en/of
controleer of het niet verstopt is door vreemde bestanddelen (fig. 10).
Spoel het filterhuis met schoon water.
9.2
Controle van de druk in de tank (A10)
Om een correcte werking van het apparaat te garanderen moet
de druk van de tank (A10) met regelmatige tussenpozen worden
gecontroleerd (3-4 keer per jaar) en moet hij 1,5 bar bedragen. Om de
druk te controleren draait u de ventielkap (A9 b) op de tank (A10) los
en controleert u de druk door op de klep (A9) een pneumatische pomp
met manometer (fig. 11) aan te sluiten. Als de druk minder dan 1,5 bar
is, moet u hem weer op deze waarde terugbrengen.
Een onvoldoende luchtdruk leidt tot een abnormale werking van het
apparaat en de slijtage van de binnenste rubberen membraan van de
tank (A10). Eventuele schade veroorzaakt door een onjuiste druk van
de tank (A10) wordt niet door de garantie gedekt.
10 OPSLAG
Let op - gevaar! Het systeem staat onder druk!
Voor ieder onderhoud en/of tijdens het oplossen van problemen moet u de
stekker (A8) van de voedingskabel uit het stopcontact trekken.
Controleer of de verbindingsleidingen of de tank (A10) van het apparaat
niet meer onder druk staan. Open hiertoe een gebruikspunt (de waterkraan)
en voer al het water uit het systeem af. Hierna kunt u alle voor de opslag
benodigde werkzaamheden uitvoeren.
Het apparaat moet absoluut vorstvrij worden gehouden en, bij
temperaturen van +5°C of lager, gedemonteerd worden en opgeslagen
in een droge en tegen vorst beschutte omgeving. Na het losmaken
van de zuig- en persleidingen moet u de afvoerdop (A3) losdraaien
en het apparaat kantelen om al het water in de tank (A10) te laten
wegvloeien. Om het pomphuis (A4) te ledigen moet u het apparaat
omkeren om het water uit de persaansluiting (A2) te laten wegvloeien.
(Vertaling van de originele gebruiksaanwijzing)
NEDERLANDS
NL
167