Installatie van de Centrale
Voer de sensorkabels door de kabelopening
van de auto. Sluit de sensoren in de juiste
volgorde aan (A Linkerzijkant, B Links
midden, C Rechts midden, D Rechterzijkant)
op de Blauwe aansluitpunten van de
centrale.
Sluit de Rood-Zwarte kabel aan op het
achteruitrijlicht van de auto.
Bevestig de pieper op een plek in de
passagiersruimte van de auto waar deze
goed hoorbaar is met behulp van de
bijgeleverde zelfklevende bevestiging.
Sluit de Witte stekker van de kabelbundel
aan op het rode aansluitpunt van de centrale.
Installeer
tenslotte
behulp van de bijgeleverde zelfklevende
bevestiging.
Opmerking: reinig het oppervlak grondig alvorens de zelfklevende bevestigingen aan te brengen.
Controle van de Werking.
Wanneer men de auto in de achteruitrijstand zet, moet er een PIEP ter bevestiging van de activering klinken.
Rijdt vervolgens langzaam achteruit om de juiste werking te controleren.
Als het systeem niet juist lijkt te werken, controleer dan de volgende punten:
De sensoren zijn in goede volgorde aangebracht.
Alle aansluitingen zijn correct.
Men heeft de installatie verricht met inachtneming van de aangegeven afstanden.
De sensoren zijn juist geplaatst, de pijl op de achterzijde wijst naar boven (↑UP).
Let op
In sommige situaties is de werking van het systeem niet nauwkeurig. Bijvoorbeeld:
Een laag obstakel
de
centrale
met
Een rond obstakel
Een scheef oppervlak
NL