Idiomas disponibles
Idiomas disponibles
Stap 4
I
Gebruik uw DermapenCryo™
Door
op
de
zwarte
trigger
DermapenCryo™
zal
de
stroom
cryogene
vloeistof
te
initiëren.
te stoppen, zet de dop er weer op.
Op DermapenCryo™, knijp de trekker
schakelaar om de werking te starten. Het
loslaten van de trigger zal het afsluiten
van de stroom van cryogene vloeistof.
U kunt opmerken dat gedurende 1 of 2
seconden na het loslaten van de trigger,
de resterende gas in de applicator wordt
weggegooid.
op
je
van
Om
Blauwe applicator voor
toepassingen van 1-3 mm
Witte applicator voor
toepassingen van 2-5 mm
B e l a n g r i j k
• Wees voorzichtig bij het behandelen van de DermapenCryo™-
componenten. Gebruik enkel de handen en met gematigde kracht.
Nooit tangen of andere instrumenten gebruiken bij het manipuleren
van het instrument.
• Incorrecte plaatsing van de filter/opener in zijn opening zal leiden
tot onomkeerbare schade aan het instrument.
• Achtergebleven materiaal in de opening voor het laden van filter/
opener en patroon kan leiden tot een defect aan het instrument.
• Een geladen instrument bevindt zich onder hoge druk. Elke
verandering aan de bouw van het instrument kan een potentieel
risico veroorzaken.
• Blokkeer nooit de opening in de achterkant van de DermapenCryo™!
Dit is een veiligheidsopening voor het gas.
• Alle externe componenten kunnen met een doek gedrenkt in een niet
bijtende ontsmettende oplossing schoongemaakt worden. Dompel
het gehele instrument nooit volledig onder in een ontsmettende
oplossing. Enkel de applicatoren kunnen in een autoclaaf gebracht
worden.
• Hou de applicatoren en patronen weg van stof en hoge temperaturen.
Laat de dop op de applicator wanneer niet in gebruik.
• De DermapenCryo™ dient voorzichtig behandeld te worden.
Wanneer het instrument geladen in zijn koffer bewaard wordt,
positioneer het dan zo dat de knop niet kan ingedrukt worden bij
het sluiten van de koffer. Zo vermijdt u ongewenst gasverlies.
• DermapenCryo™- instrumenten zijn enkel bedoeld voor professioneel
gebruik.
• De beste resultaten worden bereikt met instrument en patroon op
kamertemperatuur (21°C/77 °F). Lagere temperaturen resulteren in
een lagere gasdruk en een langere gasstroom. Hogere temperaturen
resulteren in een hogere gasdruk en een kortere gasstroom.
• Lege patronen dienen weggeworpen te worden bij het metaalafval.
31
