AANSTEKEN VAN DE KACHEL
Voor u de kachel aansteekt dient u het
volgende te controleren:
De brander moet correct zijn aangebracht. Beweeg de knop
van de verbrandingscilinder twee- of driemaal heen enveer
en controleer of hij in de goede positie staat. De
airsensorlamp mag niet branden (types 4 en 5). Wanneer u
het toestel voor het eerst gebruikt, kan er na het aansteken
een lichte geur waargenomen worden. Dat is volkomen
normaal en wordt veroorzaakt doordat de beschermolie en
het smeersel eerst moeten opbranden.
Druk de ontsteker langzaam volledig in. (De wiekgeleider
daalt teglijkertijd). De wiek richt zich op en de kachel zal
automatisch ontsteken. Kijk of de kachel brandt. Breng de
ontsteker langzaam terug in de aanvankelijke stand. Nadat
u de bovenstaande ontstekingsprocedure hebt uitgevoerd
kan er wat witte rook ontsnappen uit de gloeispiraal zonder
dat de kachel effectief begint te branden.
langzaam en met een vloeiende beweging gebeuren.
Wanneer de vlam nu en dan te hoog wordt of de kachel
OPGELET: HET TOESTEL NOOIT MET LUCIFERS OF EEN
AANSTEKER AANMAKEN.
AFSTELLEN VAN DE VLAMHOOGTE
Voor het type 4 met Quick
Control
Dit moet
(temperatuurregeling)
Hoog
Laag
40
Draai van de ene naar de andere
kant
Duw omlaag
Druk
de
knop
naar
rechts voor minder en
naar links voor meer
verbranding.