LET OP
KENNISGEVING (OPMERKING)
Deze internationale veiligheidssymbolen worden
overal in deze handleiding gebruikt om de eigenaar
attent te maken op belangrijke veiligheidsinformatie
en kennisgevingen in verband met het veilige en
doeltreffende gebruik van de apparatuur.
Belangrijke
veiligheidsaanwijzingen
LET OP
•
Personen mogen zich NOOIT in het water
bevinden terwijl de elektrische apparatuur
aangesloten en/of in werking is. Het is NOOIT
verstandig om het water in te gaan terwijl de
apparatuur in werking is.
•
Ga altijd uiterst voorzichtig te werk tijdens
het hanteren van elektrische apparatuur met
bewegende onderdelen.
•
Laat de unit NOOIT buiten het water draaien.
Hierdoor worden de afdichtingen beschadigd en
wordt een gevaarlijke situatie geschapen voor
de operator.
•
Wees uiterst voorzichtig in de buurt van water,
vooral koud water, bijv. in de lente, herfst en
winter, wat op zich al een gevaarlijke situatie is.
•
De unit mag NOOIT aan het stroom- of
lichtsnoer worden opgetild of voortgetrokken.
Als u de unit naar de zijkant van de vijver
moet trekken, gebruik hiervoor dan de
verankeringskabels.
•
Gebruik nooit lieslaarzen in vijvers of meren
die diep zijn, plotseling aanzienlijk dieper
worden of een sterk hellende bodem hebben of
een bodem die uit zacht materiaal bestaat.
•
Gebruik tijdens de installatie van uw
fontein nooit een boot die gemakkelijk kan
omslaan (zoals een kano) en volg alle regels
en voorschriften voor veiligheid op het water,
inclusief het dragen van een reddingsvest
('Personal Flotation Device' of 'PFD').
•
De unit wordt geleverd met een interne
aardleiding. Om het risico van elektrische
2
schokken te verminderen, dient u ervoor
te zorgen dat de unit op een goedgekeurde
stroomketen met aardlekschakelaar
(verliesstroomautomaat) wordt aangesloten.
•
Bij de installatie moet een 3-fasige
motorbesturing (starter) van de juiste grootte
met beveiliging tegen overbelasting en
kortsluiting beschikbaar zijn.
•
Bij 3-fasige beluchters (2.3, 3.3, 5.3) is na de
bedrading een opstarttest nodig ter controle van
de juiste draairichting van de rotor. Als de rotor
de verkeerde kant op draait, werkt de unit niet
naar behoren, wat tot interne schade kan leiden
(zie Opstartprocedure 3-fasige units).
•
De vaste bedrading moet voorzien zijn
van een ontkoppelingssysteem, dat aan
zowel de plaatselijke als de nationale
bedradingsvoorschriften voldoet; dit om
onbedoeld opstarten te voorkomen.
•
Raadpleeg een bevoegd elektricien voor de
elektrische installatie.
Specificaties van de units
Model
Voltage
2400EA 208-240
3400EA 208-240
4400EA 208-240
8400EA 208-240
3.1EA
208-240
2400EC 208-240
3400EC 208-240
4400EC 208-240
8400EC 208-240
2.3EA
190
2.3EHA
380
3.3EA
190
3.3EHA
380
2.3EC
190
2.3EHC
380
Bedrijfs-
Initiële
stroom-
aanloopstroom
sterkte
2,2@220V
6@220V
3,4@220V
9@220V
3,7@220V
20@220V
8,0@220V
40@220V
11,9@220V
60@220V
2,2@220V
6@220V
3,4@220V
9@220V
3,7@220V
20@220V
8,0@220V
40@220V
5.2
41
2.6
21
8.2
69
4.1
34
5.2
41
2.6
21