Probeer recht in smalle doorgangen te rijden om te voorkomen dat u geklemd raakt.
Houd de remafstand in gedachten. Houd er rekening mee dat de remafstand beïnvloed wordt
door snelheid, rijoppervlak, weersomstandigheden, helling en gewicht van de gebruiker.
3.2.1 Omgaan met hellingen, stoepranden, hindernissen en oprijplaten
VOORZICHTIG
Gebruik een veiligheidsgordel om uzelf te beveiligen in de rolstoel.
Pas op als de weg zanderig is of zachte grond, gaten of spleten heeft waardoor de wielen
kunnen vastlopen en/of de tractie van de aandrijfwielen vermindert.
Rijd NIET op hellingen, hindernissen, treden of stoepranden die groter zijn dan beschreven in
de technische specificaties van hoofdstuk 7.
Benader een stoeprand altijd van de voorkant.
Zet uw rolstoel nooit in vrijloopmodus op een helling. De rolstoel kan beginnen te bewegen,
wat verwondingen bij uzelf of omstaanders kan veroorzaken.
Gebruik uw rolstoel niet op roltrappen of trappen.
Gebruik enkel rampen die goedgekeurd werden door Vermeiren en overschrijd hun maximaal
toegestane belasting niet.
Om veilig obstakels of hellingen te nemen, zet u de rolstoel in de meest rechtop zittende positie.
Wanneer u stopt op een helling, zal de rem automatisch in werking treden om te voorkomen
dat de rolstoel vooruit of achteruit rolt.
WAARSCHUWING
Parkeer uw elektrische rolstoel steeds op een horizontaal vlak oppervlak, en op plaatsen die
makkelijk bereikbaar zijn.
Indien nodig, maak snelheid met een korte aanloop om hellingen, hindernissen, stoepranden
of rampen op te rijden. Vermijd dat u of uw rolstoel te maken krijgt met een grote terugslag.
Zorg ervoor dat de rolstoel de grond of ramp niet raakt door de kanteling.
Denk eraan dat de remafstand bergafwaarts aanzienlijk groter kan zijn dan op vlakke grond.
Procedure
Start met rijden volgens de instructies in § 3.1, stap 1.
Gebruik hefmateriaal of een ramp om de rolstoel op/af treden of trappen te bewegen.
Indien deze niet voorhanden zijn, kan de rolstoel worden opgetild door ten minste twee
personen, waarbij het frame stevig met beide handen moeten worden vastgehouden. Houd
de rolstoel hierbij niet vast aan de rugsteun, voetplaat/voetplaten, armsteunen of wielen.
Omgaan met hindernissen of hellingen:
1. Verstel de rolstoel naar de meest stabiele positie, zie § 3.5.
2. Rijd zo langzaam mogelijk om de hindernis of helling te nemen.
3.3
Besturing
Zet de joystick in neutrale (centrale) positie vooraleer de aan/uit-knop in te drukken, anders
zal de elektronica blokkeren. Om deze blokkering op te heffen, schakelt u de besturing uit
en weer aan.
Gevaar voor letsel door onvoorziene beweging
Gevaar voor beschadiging
9
Plego
2023-09
Uw rolstoel gebruiken
NL