4.7 Aansluitingen op de elektronische kaarten
Potentiële schade aan apparaat. Delicate interne elektronische componenten kunnen door
statische elektriciteit beschadigd raken, wat een negatieve invloed op de werking kan hebben of
een storing kan veroorzaken.
Opmerking: Alle losse aansluitdraden moeten stevig samengebonden worden met behulp van nylon kabelbinders.
4.7.1 Sensorkabel
Om de sensor aan te sluiten op het instrument is een ORBISPHERE-kabel nodig. Er is een
kabelwartel voor kabeldoorvoer en de kabel dient permanent aangesloten te zijn op de connector
van de meetkaart. Er is een sensorkabel nodig met vrije draden aan het uiteinde aan instrumentzijde.
De losse draden worden aangesloten op de J8-connector van de meetkaart, zoals verderop in dit
hoofdstuk beschreven.
4.7.2 Connectoren op de elektronische kaarten
De connectoren P8 op het moederbord
(Afbeelding 6
op pagina 177 en
hendels aan beide zijden van de connector voorzichtig naar beneden en neem ze uit. Voer alle
aansluitingen met deze connectoren uit zonder dat ze aangesloten zijn. Als u klaar bent, bevestigt u
de connectoren terug op de kaarten door de stevig op hun plek te duwen (hendels omhoog).
4.7.3 Moederbord
Afbeelding 4 Moederbord
Connector P8
Onderstaande nummers verwijzen naar de 13 beschikbare P8-aansluitingen (van links naar rechts)
in
Afbeelding
5.
1. RS-485 (signaal A)
2. RS-485 (signaal B)
3. PROFIBUS-DP (GND)
4. PROFIBUS-DP (+ 5 V)
5. PROFIBUS-DP (signaal -)
6. PROFIBUS-DP (signaal +)
7. PROFIBUS-DP (signaal RTS)
Connector P3
176 Nederlands
L E T O P
(Afbeelding 4
Afbeelding 7
op pagina 177) bestaan uit twee delen. Duw de zwarte
8. Niet gebruikt
9. Niet gebruikt
10. Niet gebruikt
11. Systeemalarmrelais (N.O.)
12. Systeemalarmrelais (N.C.)
13. Systeemalarmrelais (Common)
op pagina 176) en J7 en J8 op de meetkaart
Afbeelding 5 Connector P8