Werken
Spuitpistool bedienen
Het spuitpistool op het te reinigen
N
object richten
De rotorsproeier, indien
N
gemonteerd, bij het inschakelen
naar beneden gericht houden
1
Veiligheidspal (1) in de richting van
N
de pijl schuiven – de hendel (2)
wordt ontgrendeld
Hendel (2) indrukken
N
De motor wordt bij het loslaten van de
hendel uitgeschakeld.
De pomp blijft nog ca. 20 sec. na het
sluiten van het spuitpistool drukloos in
de bypass-stand, pas dan schakelt de
motor uit. Dit voorkomt het onnodig vaak
aanspreken van de uitschakelautomaat.
In de warmwaterstand de metalen delen
van de spuitlans niet aanraken – gevaar
voor brandwonden!
RE 521, RE 551 PLUS, RE 581, RE 581 PLUS
Stand-bystand
Het apparaat maximaal 5 min. in de
stand-bystand laten staan. Bij langere
werkonderbrekingen dan 5 min, bij
rustpauzes of als het apparaat
onbeheerd wordt achtergelaten, het
apparaat met behulp van de
draaischakelaar uitschakelen – zie
"Apparaat uitschakelen".
Druk-, opbrengstregeling op apparaat
Op de hogedrukpomp kunnen de
werkdruk en de waterdoorzet voor
langdurige aanpassingen, afhankelijk
van het type reinigingswerkzaamheden
worden ingesteld.
Kap openen
N
Draaiknop (3) voor het instellen van
N
de werkdruk en de wateropbrengst
verdraaien
Manometer (4) geeft de druk in de
hogedrukpomp aan.
Als de maximaal toelaatbare werkdruk in
de warmwaterstand met meer dan 10
bar wordt overschreden, moet het
apparaat worden ontkalkt.
Alleen RE 581 / RE 581 PLUS
De weergegeven druk is niet altijd gelijk
aan de druk in de spuitlans voor de
sproeier. De druk voor de sproeier is
afhankelijk van de stand van de hendel
voor de druk-, opbrengstregeling op het
spuitpistool.
Druk-, opbrengstregeling op het
spuitpistool – alleen RE 581 /
RE 581 PLUS
Op het spuitpistool kunnen de werkdruk
en de waterdoorzet voor kortstondige
aanpassingen aan de reinigingstaken
worden ingesteld.
Nederlands
225