Bedieningselementen en instrumenten
Brandstof
Zorg dat er voldoende benzine aanwezig
is in de tank.
WAARSCHUWING
Benzine
en
benzinedampen
extreem brandbaar. Vermijd brand
en explosies en verminder het risico
op letsel tijdens het tanken door deze
instructies
te volgen.
• Schakel de motor uit voordat
u tankt en zorg dat er niemand
aanwezig is op het voertuig. Tank
nooit terwijl u rookt of in de buurt
bent van vonken, open vuur of
andere ontstekingsbronnen, zoals
de controlelampjes van boilers en
drogers;
• Vul de brandstof tank niet te vol. Zorg
tijdens het tanken dat u de slang in
de vulopening van de brandstoftank
NL
steekt. Stop met tanken als de
brandstof de onderkant van de slang
bereikt. Omdat brandstof uitzet als
3
deze opwarmt, kan warmte van de
motor of zon ertoe leiden dat er
brandstof uit de brandstoftank spuit.
LET OP
Veeg gemorste brandstof direct op
met een schone, droge en zachte doek.
Brandstof kan schade veroorzaken aan
gelakte oppervlak-ken of kunststof
onderdelen.
zijn
• Sluit de brandstoftankdop goed.
WAARSCHUWING
Benzine is giftig en kan leiden tot let-
sel of de dood. Wees voorzichtig met
benzine. Zuig nooit benzine op met uw
mond. Als u een beetje benzine inslikt,
veel benzinedampen inademt of wat
benzine in uw ogen krijgt, dient u di-
rect medische hulp te zoeken.
Spoel benzine van uw huid met zeep en
wa-ter. Trek andere kleding aan als er
benzine op wordt gemorst.
3 - 10
Aanbevolen brandstof:
Ongelode benzine (gasohol - met
ethanol tot 10% per volume (E10)
Inhoud van brandstoftank:
7.2 L
Inhoud van brandstofreserve:
1.5 L
LET OP
Gebruik alleen ongelode benzine.
Het gebruik van gelode benzine
leidt tot ernstige schade aan interne
onderdelen van de motor, zoals de
kleppen en zuigerringen, en aan het
uitlaatsysteem.