BENODIGD VERMOGEN
ELEKTRISCHE VEREISTEN
Voor uw veiligheid en om een goede werking te garanderen dient de aarding van dit
circuit niet-gelust te zijn (geïsoleerd). Zie NEC artikel 210-21 en 210-23. Als de gebruiker
deze aardingsinstructies niet opvolgt, kan de gebruiker de beperkte garantie van Matrix
ongeldig maken.
AARDINGSINSTRUCTIES
GEVAAR!
Het apparaat moet geaard zijn. Als het apparaat niet goed werkt of defect raakt, biedt
de aarding de minste weerstand voor elektrische stroom om het risico op elektrische
schokken te beperken. Het apparaat is uitgerust met een netsnoer met een aardekabel en
een geaarde stekker. De stekker moet worden aangesloten op een geschikt stopcontact dat
correct is geïnstalleerd en geaard in overeenstemming met alle plaatselijke voorschriften.
Een ondeskundige aansluiting van de aardleiding van de apparatuur kan elektrische
schokken tot gevolg hebben. Neem contact op met een gekwalificeerde elektricien
of servicemonteur als u twijfelt of het product correct is geaard. Pas de stekker die
bij het product is geleverd niet aan. Als de stekker niet in het stopcontact past, dient
u een geschikt stopcontact te laten installeren door een gekwalificeerde elektricien.
110V UNITS
110 V units vereisen het gebruik van 100-125 V, 60 Hz en een circuit van minimaal 15 A,
met een niet-geluste (geïsoleerde) nul/aarde als voeding. Deze unit kan in serie worden
geschakeld met maximaal 4 units per circuit van 15 A. Matrix daisy-chain-snoeradapters
zijn apart verkrijgbaar.
220 V UNITS
220 V units vereisen het gebruik van 216-250 V, 50 Hz en een circuit van minimaal 15 A,
met een niet-geluste (geïsoleerde) nul/aarde als voeding. Deze unit kan in serie worden
geschakeld met maximaal 4 units per circuit van 15 A. Matrix daisy-chain-snoeradapters
zijn apart verkrijgbaar.
DIGITALE TV
Er is geen extra poweradapter nodig voor de extra TV of consoles met de geïntegreerde
digitale TV-tuner. Tussen de videobron en elk digitaal tv-toestel moet een RG6-coaxkabel
met compressiestekkers van het 'F-type' worden aangesloten.
16
ACCULADING (LED-CONSOLES)
De Stepper verbruikt minder acculading door naar een spaarstand te schakelen wanneer STEP
FASTER op het display verschijnt. Als de stapsnelheid van de gebruiker lager is dan 35 stappen
per minuut begint er een uitschakelingsproces van 30 seconden.
Als de accu leeg begint te raken wordt LOW BATTERY op het display weergegeven als de unit
naar de spaarstand geschakeld wordt. In de volgende situatie is het tijd om uw accu op te laden:
Als het toestel gedurende een langere periode niet gebruikt is moet de accu mogelijk
•
opgeladen worden.
Het toestel blijft functioneren als de accu bijna leeg is; gebruikers- en programma-informatie
•
gaat echter verloren als de gebruiker de training stopt.
Gebruik de optionele oplaadunit van de voedingsadapter als de accu opgeladen moet worden.
De oplader dient minimaal acht uur aangesloten te worden op de Stepper om volledige oplading
te garanderen. Als het toestel geheel opgeladen is verkleurt het acculampje van rood naar groen
(zie illustratie). Als na volledig opladen nog steeds LOW BATTERY wordt weergegeven op het
display is de accu mogelijk niet meer bruikbaar. Neem alstublieft contact op met een bevoegde
servicemonteur om de accu te vervangen.
:
LET OP
De accu in de unit bevat materialen die gevaarlijk zijn voor het milieu. Lokale wetgeving
vereist correcte verwijdering van de accu.
FCC VOORSCHRIFTEN (ALLEEN USA)
Deze apparatuur is getest en in overeenstemming bevonden met de limieten voor een B-klasse
digitaal apparaat, zoals vermeld in deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze limieten zijn ingesteld
om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storingen binnen woonomgevingen.
Deze apparatuur genereert en gebruikt radiofrequentie-energie en kan deze uitstralen, en kan
schadelijke storingen aan radiocommunicatie veroorzaken indien niet geïnstalleerd en gebruikt
in overeenstemming met de instructies. Er is echter geen garantie dat er zich geen storingen
zullen voordoen in een specifieke installatie. Als deze apparatuur schadelijke storingen aan
radio- of televisieontvangst veroorzaakt, wat kan worden vastgesteld door de apparatuur uit
en weer aan te zetten, raden wij de gebruiker aan deze storingen te verhelpen door een of meer
van de volgende maatregelen:
Richt de ontvangstantenne opnieuw, of verplaats deze.
•
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
•
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact op een andere stroomkring dan die waar
•
de ontvanger op is aangesloten.
Neemcontact op met uw dealer of een ervaren radio-/televisiemonteur.
•
Verklaring FCC RF-stralingsblootstelling:
1. Deze zender mag niet worden geplaatst bij of gebruikt worden in combinatie met enige
andere antenne of zender.
2. Deze apparatuur voldoet aan de limieten voor RF-stralingsblootstelling die door de FCC voor
een ongecontroleerdeomgeving zijn vastgesteld. Deze apparatuur moet worden geïnstalleerd
en gebruikt met een minimale afstand van 20 cm tussen de zender en uw lichaam.