9.5 Aan/uit-schakelaar (afb. 1)
• Voor het inschakelen van de compressor wordt de aan/uit-
schakelaar (3) omhoog getrokken.
• Voor het uitschakelen wordt de aan/uit-schakelaar (3) om-
laag gedrukt.
9.6 Drukinstelling (afb. 1, 2)
• Met de drukregelaar (15) wordt de druk op de manometer
(12) ingesteld.
• De ingestelde druk kan bij de snelkoppelingen (10, 11) wor-
den afgelezen.
• Op de manometer (13) kunt u de keteldruk aflezen.
9.7 Instelling drukschakelaar (afb. 1)
• De drukschakelaar (2) is in de fabriek ingesteld.
Inschakeldruk ca. 5,5 bar
Uitschakeldruk ca. 8 bar
9.8 Montage van de persluchtslang (afb. 1, 2)
• Sluiten van de steeknippel (14a) van de persluchtslang (14)
aan op een van de snelkoppelingen (10, 11). Sluit vervol-
gens het persluchtgereedschap aan op de snelkoppeling
(14b) van de persluchtslang (14).
9.9 Thermische veiligheidsschakelaar
De thermische veiligheidsschakelaar is in het apparaat inge-
bouwd.
Ga als volgt te werk als de thermische stroomonderbreker
wordt geactiveerd:
• Trek het netsnoer uit het stopcontact.
• Wacht ongeveer twee tot drie minuten.
• Sluit het apparaat weer aan.
• Herhaal het proces als het apparaat niet start.
• Als het apparaat niet opnieuw start, schakel het apparaat
dan met de aan/uit-schakelaar (3) uit en aan.
• Als u al het bovenstaande heeft uitgevoerd en het apparaat
werkt nog steeds niet, neem dan contact op met de klanten-
service.
10. Elektrische aansluiting
De geïnstalleerde elektromotor is bedrijfsklaar
aangesloten. De aansluiting voldoet aan de rele-
vante VDE- en DIN-voorschriften. De netaansluiting
van de klant en het gebruikte verlengsnoer moe-
ten eveneens aan deze voorschriften voldoen.
Bij werkzaamheden met spuit- en sproeivoorzetapparaten als-
ook bij tijdelijk gebruik in de buitenlucht moet het apparaat
absoluut middels een aardlekschakelaar met een afscha-
kelstroom van 30 mA of minder worden aangesloten.
10.1 Belangrijke aanwijzingen
Bij overbelasting van de motor schakelt deze vanzelf uit. Na
een afkoeltijd (deze tijd is verschillend) kan de motor weer wor-
den ingeschakeld.
10.2 Defecte elektrische aansluitkabel
Bij elektrische aansluitkabels treedt vaak schade aan de iso-
latie op.
Mogelijke oorzaken zijn:
• Versleten plekken, als aansluitkabels door venster- of deur-
openingen worden geleid.
• Knikken door een onvakkundige bevestiging of geleiding
van de aansluitkabel.
• Snijplekken omdat over de aansluitkabel is gereden.
• Beschadigde isolatie omdat de stekker uit het stopcontact
is getrokken.
• Scheuren door veroudering van de isolatie.
Dergelijke defecte elektrische aansluitkabels mogen niet wor-
den gebruikt en zijn levensgevaarlijk als de isolatie is bescha-
digd.
Controleer de elektrische aansluitkabels regelmatig op schade.
Let erop dat bij het controleren de aansluitkabel niet op het
elektriciteitsnet is aangesloten.
Elektrische aansluitkabels moeten aan de relevante VDE- en
DIN-voorschriften voldoen. Gebruik uitsluitend snoeren met
dezelfde aanduiding.
Op de aansluitkabel moet de typeaanduiding vermeld staan.
10.3 Wisselstroommotor
• De netspanning moet 230 V∼ 50 Hz zijn.
• Verlengsnoeren moeten tot een lengte van 25 m een door-
snede hebben van 1,5 vierkante millimeter.
Aansluitingen en reparaties van de elektrische uitrusting mogen
uitsluitend door een elektromonteur worden uitgevoerd.
Vermeld in geval van vragen de volgende gegevens:
• Stroomtype van de motor
• Gegevens van het typeplaatje van de machine
• Gegevens van het typeplaatje van de motor
11. Reiniging, onderhoud en opslag
m Let op!
Trek bij reinigings- en montagewerkzaamheden altijd de stek-
ker uit het stopcontact! Gevaar voor verwonding door stroom-
stoten!
m Let op!
Wacht tot het apparaat volledig is afgekoeld! Gevaar voor
brandwonden!
m Let op!
Voorafgaand aan alle reinigings- en onderhoudswerkzaam-
heden moet het apparaat drukloos worden gemaakt! Gevaar
voor letsel!
11.1 Reiniging
• Houd het apparaat zoveel mogelijk vrij van stof en vuil. Wrijf
het apparaat met een schone doek schoon of blaas het met
perslucht bij een lage druk uit.
• Wij adviseren om het apparaat direct na elk gebruik te rei-
nigen.
NL/BE
41