9. Giet zo veel vers, helder water in het waterreservoir als u kopjes koffie wilt maken. Hiervoor kunt
u gebruik maken van de glazen kan, waarop markeringen voor het afzonderlijke aantal kopjes
aangegeven zijn. De kan moet met water voor minstens 1 kopje gevuld worden, de maximale
hoeveelheid water bedraagt 4 kopjes (600 ml). Let op dat u het waterreservoir niet te vol maakt,
omdat het overtollige water.
10. De hoeveelheid water in de kan is steeds iets hoger dan de daadwerkelijke hoeveelheid koffie,
omdat het koffiepoeder een beetje water absorbeert.
11. Plaats het water- en bonenreservoir weer voorzichtig terug in het apparaat.
12. Controleer of koffiebonen of koffiepoeder in het waterreservoir terecht zijn gekomen en verwijder
deze, indien nodig om een verstopping van het waterreservoir te voorkomen.
13. Sluit het deksel van het koffiezetapparaat.
OPMERKING: Het apparaat werkt alleen als het deksel goed is gesloten.
14. Zet de glazen kan met gesloten deksel op de warmhoudplaat.
15. Steek de stekker in een stopcontact (220–240 V~, 50/60 Hz).
16. Zet de draaiknop op de gewenste stand:
Fijn (Fein): Als u de voorkeur geeft aan fijn gemalen bonen. Het apparaat maalt de bonen en
maakt vervolgens koffie.
Grof (Grob): Als u de voorkeur geeft aan grof gemalen bonen. Het apparaat maalt de bonen en
maakt vervolgens koffie.
Koffiepoeder (Pulver): Als u koffie van koffiepoeder wilt maken.
17. Start het malen en brouwen door te drukken op de knop "EIN/AUS". Door op de knop "stop" te
drukken, wordt het maken van koffie voortijdig beëindigd.
18. Aanwijzing: Het apparaat wordt aangestuurd door een tijdregeling. Als u vóór afloop van het
maal- en koffiezetproces het deksel opent, wordt het proces geheel afgebroken en kan niet meer
worden voortgezet. Dat betekent dat u evt. water en bonen moet vervangen om een optimaal
koffieresultaat te verkrijgen.
19. Wilt u na het indrukken van de knop "EIN/AUS" kiezen om te openen en te sluiten en laat de
deksel van het apparaat naar een andere modus.
20. Tijdens het koffiezetten kunt u de kan steeds uit het apparaat halen. De druppelstop voorkomt
dat er koffie uit het filter druppelt. Zet de kan binnen 30 seconden weer onder het filter, zodat
het filter niet overloopt.
21. De warmhoudplaat blijft net zo lang ingeschakeld als ook het koffiezetapparaat ingeschakeld is
om de resterende koffie in de kan warm te houden. Het apparaat schakelt na 40 minuten auto-
matisch uit. Als u de warmhoudfunctie niet wenst, zet u het apparaat via de draaiknop op "stop".
22. Laat de lege koffiekan niet op de hete warmhoudplaat staan, nadat u de koffie hebt uitgeschon-
ken.
23. Neem het filter uit het apparaat en gooi de koffiedrab weg.
24. Reinig het apparaat vervolgens.
Copyright UNOLD AG | www.unold.de
41