4.4.1.2
Beheer alarmrelais
Relais dat gewoonlijk niet bekrachtigd is, wordt bekrachtigd
0
als er een alarm is.
Relais dat gewoonlijk bekrachtigd is (ook met de besturing
1
op OFF), wordt niet bekrachtigd als er een alarm is.
Relais dat gewoonlijk bekrachtigd is (alleen met de besturing
2
op ON), wordt niet bekrachtigd als er een alarm is of als de
besturing op OFF staat.
4.4.2
Thermostatering
PARAMETER
CODE
SEt
Set point thermostatering
LI5
Onderste grens set point
4.4.3
Parameters sonde B1
PARAMETER
CODE
cHAI
Confi guratie hoge temperatuur
HAI
Alarm hoge temperatuur
LAI
Alarm lage temperatuur
CAI
Kalibratie sonde
Differentiaal herstel alarm lage
dbI
temperatuur
4.4.4
Parameters sonde B2
PARAMETER
CODE
cHA2
Confi guratie hoge temperatuur
HA2
Alarm hoge temperatuur
LA2
Alarm lage temperatuur
CA2
Kalibratie sonde
Ab2
Aanwezigheid sonde B2
4.4.5
Parameters sonde B3
PARAMETER
CODE
HA3
Alarm hoge temperatuur
LA3
Alarm lage temperatuur
CA3
Kalibratie sonde
4.4.6
Parameters sonde B5
PARAMETER
CODE
HA5
Alarm hoge temperatuur
LA5
Alarm lage temperatuur
CA5
Kalibratie sonde
Nederlands
4.4.7
Parameters sonde B7
PARAMETER
Confi guratie hoge temperatuur
Alarm hoge temperatuur
Alarm lage temperatuur
Kalibratie sonde
Aanwezigheid sonde B7
4.4.8
Parameters compressor
SOORT
DEFAULT
PARAMETER
20.0
D
Vrijgave compressor 1
5.0
U
Vrijgave compressor 3
Vrijgave compressor 2
SOORT DEFAULT
Vrijgave compressor 4
0
U
Urenteller compressor 1
60.0
D
Urenteller compressor 3
-20.0
D
Urenteller compressor 2
0.0
U
Urenteller compressor 4
1.0
U
Alarmdrempel urenteller
compressor 1
Alarmdrempel urenteller
SOORT DEFAULT
compressor 3
0
U
Alarmdrempel urenteller
compressor 2
60.0
U
Alarmdrempel urenteller
3.0
U
compressor 4
0.0
U
4.4.9
Parameters pomp
1.0
U
PARAMETER
Vertraging uitschakelen pomp
SOORT DEFAULT
Vertraging inschakelen pomp
60.0
U
4.4.10
Parameters optionele antivries-weerstand
-20.0
U
PARAMETER
0.0
U
Set point afstelling (B1)
Differentiaal thermostatering (B1)
SOORT DEFAULT
Bedrijfsmodus antivries-weer-
60.0
stand (zie paragr. 4.4.8.1)
U
-20.0
Activeringsmodus antivries-
U
weerstand (zie paragr. 4.4.8.2)
0.0
U
Set point activering (B3)
Hyperchill-Precision Control ICE150-230
4.4.10.1 Bedrijfsmodus antivries-weerstand FUA
CODE
SOORT DEFAULT
Thermostatering weerstand door B1 met set SEA, activering
0
cHA7
0
pomp door B3 (omgevingssonde) met set ARA, weerstand is
U
geactiveerd als pomp is geactiveerd.
HA7
60.0
U
Thermostateringweerstand+activering pomp door B3 (sonde
1
LA7
3.0
U
omgevingstemperatuur) met set ARA.
CA7
0.0
U
Thermostatering weerstand door B1 met set SEA, activering
2
pomp door B3 (sonde omgevingstemperatuur) met set ARA,
Ab7
1.0
U
weerstand en pomp worden separaat geactiveerd.
4.4.10.2 Activeringsmodus antivries-weerstand AbrA
CODE
SOORT
DEFAULT
0
Activering uitsluitend met kaart op On
AbC1
0
U
1
Activering tevens met kaart op Off
AbC3
0
U
Activering tevens met kaart op Off . Tijdens het werken van
AbC2
0
2
U
de weerstand vindt activering van de pomp plaats.
AbC4
0
U
4.5 Beheer van parameters
HI
-
D
4.5.1
H3
-
D
1. 1. Zet de hoofdschakelaar (QS) op "AAN" en wacht tot de tempera-
H2
-
tuur wordt weergegeven.
D
2. Druk tegelijk op de knoppen "P3" en "P5", om de parameters
H4
-
D
"dIrE" (D) te openen.
3. Druk op de knop "P4" om de parameter "SEt" te selecteren, druk
tHI
0
U
op de knop "P5" om te bevestigen.
4. Verander de waarde met de pijlen omhoog en omlaag "P3" en "P4"
tH3
0
en druk op de knop "P5" om te bevestigen.
U
6. Druk op de knop "P3" om terug te gaan naar de parameter
"dIrE".
tH2
0
U
7. Druk op de knop "P5" om af te sluiten.
4.5.2
tH4
0
U
"B1" is de "ingestelde" sensor van de machine.
1. Start de koeler.
2. Druk op de knop "P4" om de temperatuur van de volgende sensor
CODE
SOORT
DEFAULT
weer te geven.
3. Druk op de knop "P5" om de sensoren "b01" .."b02".... weer te
dP5
5
U
geven.
dPA
5
U
Het is raadzaam de "ingestelde" sensor B1 steeds op het display
weer te geven.
CODE
SOORT
DEFAULT
SEA
7.0
U
dIA
1.0
U
FUA
0
U
AbrA
2
U
ArA
5.0
U
Temperatuurinstelling (zie afb. 1)
Weergave sensoren B1, B2 ...
5/8