4 Apparaat op het lichtnet aansluiten
Voor vergroting van de reikwijdte – één hand op
de bedieningshandgreep – één hand op de extra
schakelaar aan het uiteinde van de bedienings‐
handgreep.
4
Apparaat op het lichtnet
aansluiten
De spanning en de frequentie van het apparaat
(zie typeplaatje) moeten corresponderen met de
spanning en de frequentie van het elektriciteits‐
net.
De minimale beveiliging (zekering) van de net‐
aansluiting moet overeenkomstig de technische
gegevens zijn uitgevoerd – zie "Technische
gegevens".
Het apparaat moet via een aardlekschakelaar op
het elektriciteitsnet worden aangesloten, die de
stroomtoevoer onderbreekt als de aardlekstroom
hoger is dan 30 mA.
De netkabel moet voldoen aan IEC 60364 en
aan de nationale voorschriften.
4.1
Verlengkabel
De verlengkabel moet qua constructie ten minste
voldoen aan dezelfde eigenschappen als de net‐
kabel van het apparaat. Op de codering (typebe‐
naming) van de netkabel letten.
De aders in de kabel moeten, afhankelijk van de
netspanning en de kabellengte, de vermelde
minimale doorsnede hebben.
Kabellengte
220 V – 240 V:
tot 20 m
20 m tot 50 m
100 V – 127 V:
tot 10 m
10 m tot 30 m
0458-279-9921-E
Minimale doorsnede
2
1,5 mm
2
2,5 mm
2
AWG 14/2,0 mm
2
AWG 12/3,5 mm
1
► Netsteker (1) in de contrasteker (2) van de
verlengkabel steken
4.2
Trekontlasting
De trekontlasting beschermt de aansluitkabel
tegen beschadiging.
► Met de verlengkabel een lus (3) vormen
► Lus (3) door de opening (4) steken
Nederlands
2
5
4
3
195