4.6
HOOGWERKERPLATFORMS: Het gebruik van de SRD op hoogwerkerplatforms is toegestaan, mits aan de volgende
criteria wordt voldaan:
1.
SRD's verhinderen over het algemeen niet het vallen van personen van hoogwerkersplatforms of van
verhoogde werkoppervlakken. Om te voorkomen dat gebruikers uit werkplatforms in de lucht vallen, moeten
positioneringsreddingslijnen van voldoende korte lengte worden gebruikt.
2.
Werkplatforms in de lucht moeten zijn voorzien van beschermrails of poorten aan alle toegankelijke randen langs hun
omtrek, tenzij de verankeringen voor de SRD's zich bovenhoofds bevinden. De beschermingsrail moet vrij zijn van
openingen waardoor de reddingslijn bij een val door de beschermingsrail kan vallen. De randen op de bovenste rails
van alle beschermrails en poorten waarover de gebruiker zou kunnen vallen, moeten een radius hebben van minimaal
0,3 cm (1/8 inch).
3.
Er moet altijd gebruikgemaakt worden van verankeringen van de juiste sterkte en compatibiliteit voor het zekeren van
SRD's (zie Deel 2).
4.
Er kunnen zwenkvalrisico's aanwezig zijn, in het bijzonder bij het werken in de buurt van hoeken of uit de buurt van
verankeringspunten. Er is extra valspeling nodig in gevallen waarin de mogelijkheid voor een zwenkval aanwezig is
(zie Afbeelding 3).
5.
Alle scherpe randen waarmee de valstoplijn van de SRD tijdens een val mee in contact zou kunnen komen, moeten
geëlimineerd of afgedekt worden. Alle randen waarmee de valstoplijn van de SRD in contact zou kunnen komen
tijdens een val, moeten glad zijn met een randradius van 0,3 cm (1/8 inch) of meer. Mogelijke afknelpunten tussen
aangrenzende oppervlakken waartussen de valstoplijn mogelijk bekneld zou kunnen raken, moeten geëlimineerd
worden.
4.7
HORIZONTALE SYSTEMEN: In toepassingen waar de SRD wordt gebruikt in verbinding met een horizontaal systeem
(d.w.z. horizontale valstoplijn, horizontale I-balktrolley), moeten de SRD en de componenten van het horizontale systeem
compatibel zijn. Horizontale systemen moeten worden ontworpen en geïnstalleerd onder toezicht van een gekwalificeerde
technicus. Raadpleeg de instructies van de fabrikant van de horizontale systemen voor meer details.
;
De waarden voor de valspeling in Afbeelding 4 zijn gebaseerd op verankering op een stijf, vast verankeringspunt en
zijn niet van toepassing op verankering aan een horizontale reddingslijn (HLL)-systeem. Raadpleeg de HLL-handleiding
en het HLL-installatieprogramma om de vereiste valspelingen te bepalen.
5.0 Inspectie
;
Als er twijfel bestaat over de veilige toestand van het apparaat of als het is gebruikt om een val te stoppen,
mag het apparaat niet meer worden gebruikt. Het mag niet opnieuw worden gebruikt totdat een bevoegde persoon
schriftelijk heeft bevestigd dat dit aanvaardbaar is.
5.1
INSPECTIE-FREQUENTIE: Het zelfintrekkende valstopapparaat moet worden geïnspecteerd met de frequentie die is
gedefinieerd in sectie 2. De inspectieprocedures zijn beschreven in het 'Logboek voor inspectie en onderhoud' (tabel 3).
;
Bij extreme werkomstandigheden (ruige omgeving, langdurig gebruik, enz.) zijn mogelijk vaker inspecties vereist
(zie tabel 2).
5.2
ONVEILIGE OF GEBREKKIGE OMSTANDIGHEDEN: Als inspectie een onveilige of defecte toestand uitwijst, gebruik de
SRD dan niet meer en gooi deze weg (zie sectie 6).
;
Alleen 3M of partners die hiervoor schriftelijk zijn geautoriseerd, mogen deze apparatuur repareren.
5.3
GEBRUIKSDUUR VAN HET PRODUCT: De levensduur van de 3M valstopapparaten wordt bepaald door de
gebruiksomstandigheden en het onderhoud. Zolang het product bij inspectie aan de criteria voldoet, kan het in gebruik
blijven.
6.0 ONDERHOUD, SERVICE en OPSLAG
6.1
REINIGEN: Reinigingsprocedures voor de SRD zijn als volgt:
•
Maak de buitenkant van de SRD regelmatig schoon met water en een milde zeepoplossing. Plaats de SRD zodanig dat
overtollig water eruit kan weglopen. Zorg ervoor dat labels schoon zijn.
•
Maak de bandvalstoplijn schoon met water en een milde zeepoplossing. Spoel af en laat aan de lucht drogen.
Droog niet geforceerd met warmte. De valstoplijn moet droog zijn voordat u hem laat terugrollen in de behuizing.
Overmatige hoeveelheden vuil, verf enzovoort kunnen ertoe leiden dat de lijn niet meer volledig in de behuizing
wordt teruggetrokken, wat mogelijk kan leiden tot een vrije val.
6.2
ONDERHOUD: SRD's kunnen niet worden gerepareerd. Als de SRD heeft blootgestaan aan valkrachten of als bij inspectie
een onveilige of defecte toestand wordt geconstateerd, gebruik de SRD dan niet meer en gooi deze weg (zie "Afvoeren").
6.3
TRANSPORT/OPSLAG: Bewaar en vervoer de SRD's in een koele, droge, schone omgeving, uit de buurt van direct
zonlicht. Vermijd plekken waar chemische dampen kunnen voorkomen. Inspecteer de SRD grondig na een langere periode
van opslag.
6.4
AFVOER: Gooi de SRD weg als deze heeft blootgestaan aan een valkracht of als uit inspectie blijkt dat deze onveilig of
defect is. Snijd voor het afvoeren van de SRD de reddingslijn in tweeën of maak de SRD anderszins onklaar om onbedoeld
hergebruik te voorkomen.
106