Werking van de omkeerschakelaar (Fig. 6)
LET OP:
• Controleer altijd de draairichting alvorens het gereed-
schap te gebruiken.
• Verander de stand van de omkeerschakelaar alleen
nadat het gereedschap volledig tot stilstand is geko-
men. Indien u de draairichting verandert terwijl de boor
nog draait, kan het gereedschap beschadigd raken.
Dit gereedschap heeft een omkeerschakelaar voor het
veranderen van de draairichting. Druk de omkeerschake-
laar in vanaf zijde A voor rechtse draairichting, of vanaf
zijde B voor linkse draairichting. Wanneer deze schake-
laar in de neutrale stand staat, kan de trekkerschakelaar
niet worden ingedrukt.
Veranderen van het toerental (Fig. 7)
Om het toerental te veranderen, schakelt u eerst het
gereedschap uit en dan schuift u de toerentalschakelaar
naar de "II" zijde voor hoog toerental, of naar de "I" zijde
voor laag toerental. Zorg ervoor dat de toerentalschake-
laar in de juiste stand staat alvorens met het werk te
beginnen. Gebruik het toerental dat geschikt is voor uw
werk.
LET OP:
• Schuif de toerentalschakelaar altijd volledig naar de
juiste positie. Als u het gereedschap gebruikt met de
toerentalschakelaar halverwege tussen de "I" en "II"
posities, kan het gereedschap beschadigd raken.
• Verschuif de toerentalschakelaar niet terwijl het
gereedschap draait. Hierdoor kan het gereedschap
beschadigd raken.
Instellen van het draaimoment (Fig. 8)
Het draaimoment kan worden ingesteld in 18 stappen
door de stelring zodanig te draaien dat zijn schaalverde-
lingen overeenkomen met de wijzer op het lichaam van
het gereedschap. Het draaimoment is minimaal wanneer
het cijfer 1 met de wijzer overeenkomt, en is maximaal
A
wanneer de
markering met de wijzer overeenkomt.
Wanneer de stelring op een cijfer van 1 tot 5 is ingesteld,
zal de koppeling bij verschillende draaimomentniveau's
slippen. De koppeling is ontworpen om niet te slippen bij
A
de
markering. Alvorens met het eigenlijke werk te
beginnen, moet u het geschikte draaimoment bepalen
door een proefschroef in uw werkstuk of in een ander
stuk van hetzelfde materiaal te schroeven.
OPMERKING:
• De stelring vergrendelt niet wanneer de wijzer halfweg
tussen de schaalverdelingen staat.
• Gebruik het gereedschap niet met de stelring ingesteld
tussen het cijfer 5 en de
gereedschap beschadigd raken.
Indraaien van schroeven (Fig. 9)
Plaats de schroefbit op de schroefkop en oefen druk op
het gereedschap uit. Begin met lage snelheid en voer
dan de snelheid geleidelijk op. Laat de trekkerschakelaar
los zodra de koppeling ingrijpt.
26
All manuals and user guides at all-guides.com
A
markering. Hierdoor kan het
OPMERKING:
• Zorg ervoor dat u de schroefbit recht op de schroefkop
plaatst, aangezien anders de schroef en/of de schroef-
bit beschadigd kan worden.
• Wanneer u houtschroeven indraait, maak dan voor-
boorgaten in het hout. Dit vergemakkelijkt het vast-
schroeven en voorkomt dat het hout splijt. Zie de
onderstaande tabel.
Nominale diameter van
houtschroef (mm)
3,1
3,5
3,8
4,5
4,8
5,1
5,5
5,8
6,1
• Indien het gereedschap ononderbroken wordt gebruikt
totdat het batterijpak is ontladen, dient u het gereed-
schap 15 minuten te laten rusten vooraleer met een
nieuw batterijpak verder te werken.
Boren
Draai eerst de stelring zodat de wijzer op het gereed-
A
schap naar de
markering wijst. Ga dan als volgt te
werk.
• Boren in hout
Voor boren in hout krijgt u de beste resultaten met
houtboren die voorzien zijn van een geleideschroef.
Het boren gaat dan gemakkelijker aangezien de gelei-
deschroef de boor in het hout trekt.
• Boren in metaal
Wanneer u begint te boren, gebeurt het vaak dat de
boor slipt. Om dit te voorkomen, slaat u van tevoren
met een drevel een deukje in het metaal op de plaats
waar u wilt boren. Plaats vervolgens de boor in het
deukje en start het boren. Gebruik altijd boorolie wan-
neer u in metaal boort. De enige uitzonderingen zijn
ijzer en koper die droog geboord dienen te worden.
LET OP:
• Door overmatige druk op het gereedschap uit te oefe-
nen verloopt het boren niet sneller. Integendeel, teveel
druk op het gereedschap zal alleen maar de boorpunt
beschadigen, de prestatie van het gereedschap ver-
minderen en de gebruiksduur verkorten.
• Wanneer de boor uit het gaatje te voorschijn komt,
wordt een enorme kracht uitgeoefend op het gereed-
schap en op de boor. Houd daarom het gereedschap
stevig vast en wees op uw hoede wanneer de boor
door het werkstuk begint te dringen.
• Wanneer de boor klemraakt, keert u met de omkeer-
schakelaar de draairichting om, om de boor uit het
gaatje te krijgen. Het gereedschap kan echter plotse-
ling terugspringen indien u het niet stevig vasthoudt.
• Kleine werkstukken dient u altijd eerst vast te zetten in
een klemschroef of iets dergelijks.
Aanbevolen diameter
voorboorgat (mm)
2,0 – 2,2
2,2 – 2,5
2,5 – 2,8
2,9 – 3,2
3,1 – 3,4
3,3 – 3,6
3,7 – 3,9
4,0 – 4,2
4,2 – 4,4