• Gebruik het kooktoestel niet als het beschadigd is of niet
goed werkt.
• Draai de gasfles nooit te strak aan wanneer deze op het
kooktoestel is aangesloten. Te strak aandraaien kan het
kooktoestel of de gasfles beschadigen, waardoor een
gaslek kan ontstaan.
• Ga extreem voorzichtig te werk wanneer u het kooktoestel
gebruikt bij temperaturen onder het vriespunt. Bij
temperaturen onder nul kunnen O-ringen hard worden en
gas lekken (zie Algemene veiligheidsinformatie)
• Controleer voor en nadat u het kooktoestel aansteekt altijd
op gaslekken.
• Houd licht ontvlambaar textiel zoals buitenkleding,
slaapzakken, tenten, enz. uit de buurt van het kooktoestel.
• Laat het kooktoestel nooit onbeheerd achter terwijl het
brandt of heet is.
• Wanneer de gasfles moet worden vervangen, dient u stap
1-5 van deze handleiding nauwgezet op te volgen.
3
HET KOOKTOESTEL GEBRUIKEN
1. U dient het kooktoestel altijd aan te steken en te gebruiken
terwijl de gasfles rechtop staat (dampgasmodus) om grote
steekvlammen te voorkomen. Steek steeds maar één
brander tegelijkertijd aan.
2. Open het regelventiel ongeveer één slag linksom en steek
de brander aan. De vuurring moet ononderbroken zijn en bij
normaal gebruik moeten de vlammen vooral blauw zijn en
niet flakkeren.
3. Stel het regelventiel af op de gewenste vlam.
4. VOORZICHTIG: toegankelijke onderdelen kunnen heel heet
worden. Laat het kooktoestel niet onbeheerd achter als het
in gebruik is; houd kinderen en huisdieren te allen tijde uit
de buurt van het kooktoestel.
5. Als de gasstroom zwak is, kan dit erop duiden dat het gas
bijna op is of dat de gasfles te koud is. Draai het
kooktoestel uit en laat het afkoelen. Verzeker u ervan dat er
geen open vuur in de buurt is wanneer u de gasfles
verwisselt.
28
AFBEELDING [6]