6.2.2.1
Alarmtijdsduur (ALARM TIME [ALARMTIJDSDUUR])
U kunt de tijdsduur voor het klinken van het alarm na activering instellen.
6.2.2.2
Interne sirene (INT. SIREN [INT. SIRENE])
U kunt de interne sirene in- en uitschakelen.
6.2.2.3
Externe sirene (EXT. SIREN [EXT. SIRENE]) – Draadloze sirene (WIREFREE SIREN [DRAADLOZE SIRENE])
U kunt de externe sirene in- en uitschakelen.
6.2.2.4
Externe sirene (EXT. SIREN [EXT. SIRENE]) – Nachtalarm (NIGHT ALARM [NACHTALARM])
U kunt voorkomen dat het bedieningspaneel tussen 22:00 en 06:00 uur een volledige alarmsituatie genereert, zodat het geluid
van het alarm de omgeving niet stoort. Als de functie wordt uitgeschakeld, klinkt geen alarm tussen 22:00 en 06:00 uur.
6.2.2.5
Foutpieptoon (ERROR BEEP [FOUTPIEPTOON])
In geval van een afwijkende situatie knippert de gebeurtenissenlogboekindicator en geeft het bedieningspaneel een
foutpieptoon.
Als de gebeurtenissenlogboekindicator knippert terwijl het systeem is uitgeschakeld en het bedieningspaneel af en toe een
pieptoon geeft, betekent dit dat zich een alarmsituatie heeft voorgedaan. Open het gebeurtenissenlogboek om de
gebeurtenissenlogboekindicator te laten ophouden met knipperen en het piepen van het bedieningspaneel te stoppen.
Opmerking: Het bedieningspaneel geeft geen foutpieptoon tussen 22:00 en 06:00 uur.
6.2.2.6
Detectie van radiofrequentieblokkering (RF JAMMING DETECTION [RF-BLOKKERINGSDETECTIE])
De detectie van radiofrequentieblokkering zoekt continu naar signalen van radiofrequentieblokkering op de bedrijfsfrequentie
van het systeem.
6.2.2.7
Alarmrelais (ALARM RELAY [ALARMRELAIS])
U kunt de tijdsduur voor de werking van de externe permanent aangesloten relaiscontacten na het genereren van een alarm
instellen.
6.2.2.8
Zoneblokkering (ZONE LOCKOUT [ZONEBLOKKERING])
U kunt voorkomen dat één zone meer dan driemaal een alarm genereert voordat het systeem wordt uitgeschakeld.
6.2.2.9
Deels inschakelen-I instellen (PART ARM-I SETUP [DEELS INSCHAKELEN-I INSTELLEN])
U kunt instellen na hoeveel tijd de uitgangsvertraging verstrijkt als het systeem in de modus 'Part Arm-I' [Deels inschakelen-I]
staat.
6.2.2.10
Deels inschakelen-II instellen (PART ARM-II SETUP [DEELS INSCHAKELEN-II INSTELLEN])
U kunt instellen na hoeveel tijd de uitgangsvertraging verstrijkt als het systeem in de modus 'Part Arm-II' [Deels inschakelen-II]
staat.
6.2.2.11
Volledig inschakelen instellen (FULLY ARM SETUP [VOLLEDIG INSCHAKELEN INSTELLEN])
U kunt instellen na hoeveel tijd de uitgangsvertraging verstrijkt als het systeem in de modus 'Fully Arm' [Volledig inschakelen]
staat.
6.2.2.12
Vakantie-inschakeling instellen (HOLIDAY ARM SETUP [VAKANTIE-INSCHAKELING INSTELLEN])
U kunt instellen na hoeveel tijd de uitgangsvertraging verstrijkt als het systeem in de modus 'Holiday Arm' [Vakantie-
inschakeling] staat.
6.2.2.13
Datum (DATE [DATUM])
U kunt de huidige datum instellen.
6.2.2.14
Tijd (TIME [TIJD])
U kunt de huidige tijd instellen.
6.2.2.15
Toetsenpaneel op afstand (WIREFREE KEYPAD [DRAADLOOS TOETSENPANEEL])
Het bedieningspaneel kan maximaal 6 toetsenpanelen op afstand inleren.
83