NL
4. Steek een 8 mm inbussleutel door de opening
(8:X) in het chassis en draai de olieaftapplug
(9:Y) uit de motor. Laat de olieaftapplug op zijn
plaats op de inbussleutel binnen het motorcom-
partiment.
Mors geen olie op de aandrijfriemen.
5. Breng nadat alle olie is afgevloeid de olieaftap-
plug (9:Y) weer aan.
Aanhaalmoment: 20 Nm.
6. Verwijder de peilstok (7:S) en vul nieuwe olie
bij. Oliehoeveelheid: 1,2 liter.
7. Plaats de peilstok (7:S) weer terug.
8. Gebruik een doek of iets dergelijks en veeg het
oliekanaal in het chassis schoon.
9. Breng het achterwiel weer aan en laat de ma-
chine zakken. Zie 6.3 en 6.4.
10.Start de motor en laat deze gedurende 30 sec-
onden stationair draaien.
11.Controleer op olielekkage.
12.Zet de motor af. Wacht 30 seconden en contro-
leer dan het olieniveau. Zie 5.3.
Verwijder gebruikte olie, met olie besmeurde
doeken etc. als chemisch afval.
6.7 BRANDSTOFFILTER (14:Z)
Vervang het brandstoffilter elk seizoen.
Controleer na het installeren van het nieuwe filter
op brandstoflekkage.
6.8 RIEM MAAIDEK (21:J)
Controleer na vijf bedrijfsuren of de riemen van de
machine in orde en onbeschadigd zijn.
6.9 DE AANDRIJFKETTING INSTEL-
LEN
Stel de snaarspanning in door elk seizoen het span-
wiel als volgt te verplaatsen:
1. Draai de moeren (15:T) iets los
2. Stel het spanwiel in door de schroef (15:U) met
de vingers vaster aan te draaien.
3. Draai de moeren (15:T) weer vast.
6.10 SMEREN
Alle in de onderstaande tabel genoemde smeer-
punten moeten elke 25 bedrijfsuren en na elke
reinigingsbeurt worden gesmeerd.
Onderdeel
Hoofdstuk
hieronder
Aandrijfketting
Stuurkabel
Spanarmen en beweg-
ende koppelingen
Gaskabel
78
All manuals and user guides at all-guides.com
NEDERLANDS
6.10.1 Aandrijfketting
Smeer de aandrijfketting (15:U) met de ketting-
spray zoals hieronder beschreven. Gebruik uni-
versele kettingspray.
1. Breng het rechter achterwiel van de machine
2. Verwijder vuil van de ketting met een draad-
3. Draai het achterwiel met de hand en spray tegel-
4. Laat de machine zakken.
6.10.2 Stuurkabel
Zie afb. 16. Smeer de stuurkabel met kettingspray
zoals hieronder beschreven. Gebruik universele
kettingspray.
1. Verwijder vuil van de ketting met een draad-
2. Draai aan het stuur en spray tegelijkertijd de ka-
6.10.3 Spanarmen en koppelingen
Smeer de lagerpunten met een oliespuit terwijl u
het betreffende bedieningselement bedient.
Dit gaat het beste met twee personen.
Bedien en smeer de volgende bedieningsele-
menten:
• Stuursysteem
• Koppeling, rem
• Maaidek omhoog brengen
• Maaidek inschakelen
• Maaihoogte instellen
6.10.4 Gaskabel
Zie afb. 17. Smeer de kabeluiteinden met een
oliespuit terwijl u het betreffende bedieningsele-
ment bedient.
6.11 ACCU
Afbeeld-
ing
Als er schade is ontstaan aan de behuizing, kap
of de polen van de accu of als er interferentie
6.10.1
15:U
optreedt bij de strip die over de kleppen ligt,
6.10.2
16
moet de accu worden vervangen.
6.10.3
-
De accu wordt gereguleerd door kleppen en heeft
een uitgangsspanning van 12 V. De accuvloeistof
kan en mag niet worden gecontroleerd of aange-
6.10.4
17
vuld. De accu hoeft alleen maar te worden opge-
laden, bijvoorbeeld als deze lang niet is gebruikt.
omhoog zodat dit vrij kan draaien. Zie 6.3.
borstel.
ijkertijd de ketting zodat deze volledig wordt
gesmeerd.
borstel.
bel zodat deze volledig wordt gesmeerd.
Overlaad de accu nooit. Hierdoor kan
de accu beschadigd raken.
Let erop dat de accupolen geen kortslu-
iting maken, hierdoor kunnen vonken
en brand ontstaan. Zorg dat metalen si-
eraden niet in contact kunnen komen
met de accupolen.