nl
gemonteerd. Bij afzuiggeleiding door het
plafond dient de boventoren natuurlijk gelijk
met het plafond te worden gemonteerd.
Hierbij moet de afstand van de muur tot het
middenpunt van de plafondgeleiding 240 mm
bedragen.
Boor a.u.b. de aangetekende gaten voor de
muurflens en installeer de pluggen. Monteer
dan de muurflens met de in het
leveringsprogramma
sleutelschroeven.
Breng nu uw kap op de gewenste maat
(verstelmaat van de totale hoogte van de kap
630-830 mm / 800-950 mm).
De boventoren is voorzien van een
boorsjabloon, waarop u de gatpositie precies
kunt aflezen (na het boren boorsjabloon
verwijderen).
Boor a.u.b. de drie bevestigingsgaten met
een gatdiameter van 6 mm.
Bevestig nu a.u.b. de afvoerslang (behalve
bij circulatieluchtkappen) en de aansluiting
op het elektriciteitsnet zodanig dat de kap
later gemakkelijk kan worden aangesloten.
Let erop dat de afvoerslang net zover uit de
bovenkant van het kapkanaal uitsteekt als
voor de rest van de montage nodig is.
De
meegeleverde
inbusschroeven (M5) aan de zijkant vast op
de muurflens vastgeschroefd.
Bevestig de slang op de mof van de kap,
maak een elektriciteitsverbinding met het
stroomnet
laagspanningsleiding naar de lichtdioden
opgenomen
voor latere aansluiting uit de boventoren han-
gen. Bij externe ventilatoren moet ook hun
elektriciteitsverbinding met de kap worden
aangesloten.
Schuif nu de kapmodule in het bovenstuk en
bevestig dit met de inbusschroeven (M5) door
de vooraf geboorde bevestigingsgaten.
Schuif nu de ondertoren over de
gemonteerde boventoren en bevestig deze
provisorisch met plakband. Om krassen
boventoren
wordt
en
laat
nu
met
de
a.u.b.
de