♦
Als u de camera in de uiteindelijke positie wilt plaatsen, draait u
met de inbussleutel f de beide inbusschroeven s iets los. Richt
de camera en fixeer die positie door met de inbussleutel de beide
inbusschroeven weer vast te draaien.
Camera richten
In de testmodus kunt u de optimale detectiehoek en het bereik van
de bewegingssensoren 5 bepalen.
Richt de camera als volgt:
Bevestig de camera op 1–2 meter hoogte aan een boom of iets der-
gelijks en richt de camera in de gewenste richting. Loop langzaam van
de ene naar de andere kant van het gebied dat de camera bestrijkt.
Let daarbij op de LED-indicatie 2. Als de LED-indicatie blauw knip-
pert, bent u door de bewegingssensor gedetecteerd. Op die manier
kunt u de beste manier om de camera te richten achterhalen.
Alleen als de moduskeuzeschakelaar z op de stand TEST staat, zal
de LED-indicatie knipperen zodra de bewegingssensor een bewe-
ging waarneemt. Bij normaal functioneren is er geen LED-indicatie.
Om te voorkomen dat de camera op basis van irrelevante bewegin-
gen opnamen maakt, dient u de camera niet te gebruiken op zon-
nige plaatsen of in de buurt van takken die bewegen op de wind.
De detectiehoek van de sensor bedraagt van hoek tot hoek onge-
veer 80°. Het opnamegebied voor foto's is horizontaal ca. 82° en
verticaal ca. 56°. Het opnamegebied voor video's is horizontaal ca.
80° en verticaal ca. 40°.
■
220
│
NL │ BE
WK 8 B3