Bediening
Belangrijk! Voor u begint te maaien
•
Controleer het oliepeil van de motor.
•
Vul de brandstoftank met brandstof.
•
Controleer de bandenspanning.
•
Controleer of het maaidek waterpas staat.
•
Breng de accukabels aan.
De gasklephendel gebruiken
Gebruik de gasklephendel om de snelheid van de
motor te verhogen of verlagen.
1. Duw de gasklep-/chokehendel volledig naar voren
in de CHOKE-stand om een koude motor te starten
(zie F F iguur 8).
2. De stand SNEL wordt aangegeven met een pal.
Voor normaal gebruik en wanneer u een
grasvanger gebruikt, zet u de gasklephendel in de
stand SNEL. Om de accu maximaal op te laden en
voor een minder warme motor laat u de motor in de
stand SNEL draaien.
3. De motortoerenregelaar werd in de fabriek ingesteld
voor optimale prestaties. Wijzig de toerenregelaar
niet om de snelheid van de motor te verhogen.
14
De bladrotatieknop gebruiken
Gebruik de bladrotatieknop om het blad/de bladen te
activeren.
1. Voor u de motor start, vergewist u zich ervan dat de
bladrotatieknop in de stand UIT staat (zie F F iguur 9).
WAARSCHUWING
Blijf met uw handen en voeten altijd uit de buurt van
het blad, de deflector (afvoerbeschermkap) en het
maaidek wanneer de motor draait.
2. Om het blad te activeren trekt u de bladrotatieknop
Figuur 8
omhoog in de stand AAN.
NB: Dit model is uitgerust met een verklikker die u
laat weten wanneer de zak vol is. Als de
bladrotatieknop in de stand AAN staat, klinkt er
een zoemtoon wanneer de zak vol is.
3. Om het blad te deactiveren zet u de
bladrotatieknop in de stand UIT. Vergewis u ervan
dat het blad/de bladen niet langer draaien voor u
opstaat van de bestuurdersstoel.
4. Voor u met uw zitmaaier over een voetpad of weg
rijdt, zet u de bladrotatieknop in de stand UIT.
nl
Figuur 9