GEBRUIK: Het aanpasbare/variabele hijssysteem met variabele uitloop is gemaakt voor het vastmaken van een persoon om
deze in een werkruimte te laten zakken of omhoog te hijsen. Deze instructie heeft betrekking op geavanceerde, variabele
uitloopmasten met een uitloopbereik van 30 cm tot 74 cm. Inden gebruikt met de basis 8568005, kan de 8568001 gebruikt
worden met een mastverlengstuk van 84 cm. Bij gebruik van andere bases kan de davit 8568001 gebruikt worden met twee
mastverlengstukken, tot maximaal 229 cm gecombineerde uitbreidingslengte. Eendelige davits (8568382, 8568383, 8568384)
mogen nooit worden gebruikt met mastverlengstukken of het draagbare voetstuk 8568005 (Afbeelding 2). Het vijfdelige
davitsysteem (8568000) mag niet worden gebruikt met wisselende componenten. Zoals weergegeven in Afbeelding 6, is de
bovenkant van de davit uitgerust met twee katrollen (A3, A4) en een U-beugel (A2). Tabel 1 defi nieert toegestane toepassingen
voor elk ankerpunt (A2 - A4), met verwijzing naar de afbeeldingen op het label op de verstelbare uitlooparm.
VOOR HET GEBRUIK:
• Alle ankerpunten of montage-/installatielocaties voor permanente of draagbare systemen moeten door een gekwalifi ceerd
persoon worden goedgekeurd.
• Plan uw werkprogramma voordat u begint. Houd de vereiste mensen, apparatuur en beschikbare procedures klaar om het werk
uit te voeren.
• Werk altijd in teams. Eén persoon laat men zakken of ophijsen en de andere laat de lijn vieren en windt deze weer op.
• Draag de correcte beschermende uitrusting zoals: een veiligheidshelm, veiligheidsbril, beschermende schoenen met antislipzolen,
zware handschoenen, beschermende kleding en een gezichtsmasker.
• Alle lier- en zelfopwindende bevestigingslijnmonteringsonderdelen evenals hardware moeten door DBI-SALA worden geleverd of
goedgekeurd.
• Veranker voor het gebruik de lier op veilige en stevige wijze.
• Gebruik alleen een goedgekeurd lichaamsharnas voor de werkers.
• Gebruik alleen verlengbare bevestigingslijnen of schokdempers met een maximale valbeperkingskracht gelijk aan of lager dan de
laagst berekende component van uw systeem.
• Verlengbare apparaten of schokdempers moeten worden geïnstalleerd en gebruikt in overeenstemming met de aanwijzingen van
de fabrikant.
• Masten moeten worden gebruikt met basissen of moffen die voor het gebruik zijn goedgekeurd met de van toepassing zijnde
mastuitloop.
• De bovenmasten moeten met een ondermast van de juiste grootte worden gebruikt.
• Waar dat wettelijk vereist is, moet elke installatie volgens alle van toepassing zijnde normen worden goedgekeurd door een
bevoegde persoon.
• Alle apparatuur moet onder toezicht van een competent persoon
en bediend.
• Modulaire componenten zijn geëtiketteerd met de capaciteiten en het vermogen volgens welke zij werden ontworpen, getest en
gefabriceerd. Het vermogen van alle systemen wordt beschouwd als het vermogen van de laagst gespecifi ceerde component in
het systeem. Gebruik geen apparatuur als de vermogensstickers beschadigd of onleesbaar zijn. Nieuwe stickers kunnen bij DBI-
SALA worden besteld.
• Pas de mast aan door middel van de penposities (PP) zoals beschreven in Stap 10. Volg de maximale en minimale posities
voor de uitloop die van toepassing is op uw situatie. Let goed op de basis in het geval de basisvermogenscapaciteiten voor
verschillende instellingen (uitloop) van de variabele uitloopmast wijzigen (d.w.z. penpositie 4 moet basispositie 4 gebruiken).
• Als er bovengrondse obstructies zijn, past u de schroef op de hoekplaat (V) aan in de ingeklapte positie (geen blootgelegde
draden). Als er obstructies zijn aan de voorzijde van uw mast (d.w.z. een muur vlakbij een toegangspunt van de werkruimte)
past u de schroef op de hoekplaat (V) aan de volle lengte aan (maximale blootgelegde draden).
• Het systeem moet van de werklocatie worden verwijderd wanneer het niet langer nodig is.
INSTALLATIE:
Stap 1.
Om de hijsbasis te installeren, legt u alle onderdelen op de grond, zoals in Afbeelding 3.
Stap 2.
Verwijder de pootpennen (D) en draai de pootbuizen (E) in de pootmoffen (F) van de transport/opslagpositie (G) naar de
bedieningspositie (H). Afbeelding 3
OPMERKING: Poten moeten te allen tijde in de bedieningspositie (H) staan wanneer het hijssysteem wordt gebruikt.
Stap 3.
Voeg de pootmoffen (F) in het middendeel van de basis (I). De breedte van de basis kan worden aangepast door
verschillende gaten (J) te selecteren in de pootmof om de installatiepen (K) te installeren. Afbeelding 3
OPMERKING: De basis moet te allen tijde door het gat in positie worden gepind in zowel het middendeel als in de
pootmof (K) bij het gebruiken van het hijssysteem. Afbeelding 4
Stap 4.
Draai de uit drie delen bestaande schroeven (L) vast nadat de gewenste breedte is verkregen om eventuele speling in de
basis tegen te gaan. Afbeelding 4
Stap 5.
Zet de basis in positie boven de opening. Pas de basishoogte en het niveau aan d.m.v. de stelschroef (M) en de niveau-
indicator (N). Afbeelding 4
OPMERKING: De basis moet te allen tijde horizontaal zijn wanneer het hijssysteem wordt gebruikt.
Stap 6.
Om de hijsmastassemblage te installeren, plaatst u de ondermast (O) in de basismof (P). Afbeelding 5
Stap 7.
Zorg ervoor dat de buishuls (Q) tegenover de voorkant van de mof (P) staat en dat de ondermast (O) vrij door het hele
draaibereik kan draaien. Afbeelding 5
Stap 8.
Vergrendel de ondermast (O) in positie door de uit drie delen bestaande schroef (L) vast te zetten. Draai dit niet te vast
aan, daar dit het draaien van de mast in een reddingssituatie kan hinderen. Afbeelding 5
Stap 9.
Installeer de bovenmastassemblage (R). Zorg ervoor dat de locatiesleutel (S) op de ondermast (O) volledig in het
spiegleufslot (T) van de bovenmast (R) past. Afbeelding 5
1- Gekwalifi ceerd persoon: Iemand met een erkende graad of professionele diploma naast uitgebreide kennis en ervaring op het gebied van het onderwerp, die kennis
heeft van het ontwerp, de analyse, de evaluatie en de specialisatie van het betreffende werk, het project of het product.
2- Deskundige: Iemand die over goede kennis beschikt van de aanbevelingen van de fabrikant, aanwijzingen en gefabriceerde componenten, die capabel is om bestaande
en voorspelbare gevaren te identifi ceren bij de correcte selectie, het gebruik en onderhoud van valbescherming.
1
volgens de aanwijzingen van de fabrikant worden geïnstalleerd
2
17
NL
NL