Waarschuwingen
•
Maak de buitenunit goed vast als zij wordt blootgesteld aan sterke wind.
•
Installeer de buitenunit op een plaats die het gewicht kan dragen en de trillingen niet
overbrengt, en waar zij horizontaal kan worden geïnstalleerd.
•
De ruimte rond de unit moet voldoende groot zijn om een goede luchtcirculatie moge-
lijk te maken.
•
Installeer de unit niet in de buurt van een warmtebron, stoom of ontvlambaar gas.
•
Bij gebruik loopt condensaat uit de unit. Neem de gepaste maatregelen zodat dit
water vrij kan wegstromen en geen schade veroorzaakt aan gebouwen. Als het toes-
tel op de vloer wordt geplaatst, wordt een goede afvoer al mogelijk door het toestel
minimum 5 cm van de vloer te installeren.
•
Installeer de unit niet op een plaats die is blootgesteld aan sterke wind of stof.
•
Plaats de unit bij voorkeur niet op een plaats waar zij vuil kan worden of waar veel
water loopt.
•
In streken waar het vaak sneeuwt mag de buitenunit niet op de grond worden
geïnstalleerd.
•
Het gebruik van de condensaatafvoerslang is niet verplicht. Als deze toch moet wor-
den gebruikt, gebruik dan de meegeleverde elleboog en voer het condensaat af met
een slang met een diameter van 16 mm.
•
Zorg voor een natuurlijke afvoer van het condensaat (afvalwater, regenwater,
puinbed).
•
Als de unit wordt geïnstalleerd in een streek waar de temperatuur gedurende lan-
gere tijd tot onder het nulpunt kan zakken, voorzie dan een verwarmingslint voor
de afvoerslang om ijsvorming te voorkomen. Het verwarmingslint moet niet alleen
de afvoerslang verwarmen, maar ook de onderkant van de condensaatbak van het
toestel.
•
De buitenunit mag niet meer dan 5° hellen. Dit komt overeen met een hoogteverschil
van 40 mm tussen de 2 poten van de buitenunit.
126
Voorstelling
60 cm of meer
10 cm of meer
60 cm of meer
5 cm of meer
10 cm of meer
25 cm of
meer
Installatie