12. OPLAADDUUR BEREKENEN
12.1 Neem alvorens onderhoud uit te voeren de stekker uit het stopcontact en koppel de acculader
los (zie sectie 5.8 en 6.7).
12.2 Neem na gebruik van de oplader de stekker uit het stopcontact en verwijder met een droge
doek alle accucorrosie en ander vuil of olie van de polen, kabels en behuizing
van de oplader.
12.3 Na elke 100 uur gebruik of wanneer u ziet dat zich stof ophoopt op de
ventilatorbladen, dient u beide ventilatoren te reinigen met perslucht (zoals
weergegeven).
OPMERKING:
ventilatorbladen. Blaas het vuil niet in de schacht of de lager van de
ventilatoren. Deze ventilatoren verplaatsen veel lucht en zijn nauwkeurig
uitgebalanceerd. Als zich overmatig stof en vuil ophoopt, raken ze in onbalans
en slijten ze snel. Wanneer de ventilatoren uitvallen, kan de oplader te warm worden en schakelt de
thermische beveiliging de oplader uit.
12.4 Controleer of alle onderdelen van de oplader op hun plaats zitten en goed functioneren,
inclusief de plastic omhulsels van de accuklemmen.
12.5 Het apparaat hoeft voor onderhoud niet geopend te worden, omdat het geen onderdelen bevat
die door de gebruiker onderhouden kunnen worden.
13. VERPLAATSINGS-EN OPSLAGINSTRUCTIES
13.1 Als de oplader verplaatst worden in de werkplaats of vervoerd wordt naar een andere locatie,
dient u eventuele schade aan de kabels, klemmen en oplader te vermijden/voorkomen. Als u dat niet
doet, kan dat beschadiging van eigendommen of persoonlijk letsel tot gevolg hebben. Bewaar de
klemmen niet bij op de handgreep, in elkaar geklemd, op of rond metaal, of op kabels geklemd.
13.2 Neem voor opslag de stekker van de oplader uit het stopcontact. Het netsnoer blijft elektriciteit
geleiden totdat de stekker uit het stopcontact wordt genomen.
13.3 Opslaan op een droge, koele plaats (tenzij u een bootlader aan boord gebruikt).
14. OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
PROBLEEM
Geen weergave en de LED's
zijn uit.
Display geeft 0.0 volt aan.
AMPÈRE-waarde op display
toont een lagere waarde
dan de geselecteerde
laadsnelheid bij het opladen
van een lege accu.
Gebruik
de
perslucht
MOGELIJKE OORZAAK
Oplader is niet aangesloten
op het stopcontact.
Geen stroom op het
stopcontact.
Klemmen maken niet goed
contact met de accu.
Aansluitingen zijn
verwisseld.
Accu is kapot (accepteert
geen lading).
Verlengsnoer is te lang of
draaddikte te gering.
Zwakke cel of
gesulfateerde plaat in accu.
De oplader heeft de
alleen
op
de
OPLOSSING
Sluit oplader op een stopcontact aan.
Controleer op doorgebrande zekering
of geopende stroomonderbreker in
voeding naar stopcontact.
Controleer op slechte aansluiting op
accu en chassis. Zorg ervoor dat de
contactpunten schoon zijn. Beweeg
klemmen heen en weer voor een
betere aansluiting.
Neem de stekker uit het stopcontact
en wissel de klemmen om.
Laat accu nakijken.
Gebruik een korter of dikker
verlengsnoer.
Een gesulfateerde accu die
aangesloten blijft, zal uiteindelijk
normaal opladen. Als de accu niet
88 / 115