Dit gereedschap is niet ontworpen voor gebruik in een
•
explosieve omgeving, inclusief waar dit veroorzaakt is
door dampen en stof, noch voor gebruik in de buurt van
brandbare materialen.
Dit gereedschap is niet geïsoleerd tegen elektrische
•
schokken.
Houd rekening met ingegraven, verborgen voorwerpen of
•
andere gevaren in uw werkomgeving. Buizen, leidingen of
slangen die elektrische bedrading, explosieve gassen of
gevaarlijke vloeistoffen kunnen bevatten mogen niet
aangeraakt of beschadigd worden.
De handen, losse kleding, lang haar en sierraden uit de
•
buurt van het bewegende einde van het gereedschap
houden.
Elektrisch gereedschap kan trillen tijdens het gebruik.
•
Trilling, herhaaldelijke bewegingen of oncomfortabele
posities kunnen schadelijk zijn voor uw handen en
armen. Stop met het gebruik van gereedschap wanneer u
ongemak of een tintelend gevoel of pijn ervaart. Vraag
medisch advies alvorens het werk te hervatten.
Zorg voor gebalanceerde en stevige lichaamshouding.
•
Niet te ver uitreiken tijdens gebruik van dit gereedschap.
Anticipeer en let op veranderingen in beweging,
reactiekoppels of krachten tijdens starten en gebruik.
Het gereedschap en/of de bijbehorende hulpstukken
•
kunnen korte tijd blijven doordraaien nadat de
regelhendel wordt losgelaten.
Om ongewild starten te voorkomen moet het gereedschap
•
in de stand "uit" zijn gezet, voordat de luchtdruk wordt
ingeschakeld. Bij het dragen de regelhendel niet aanraken
en de regelhendel met luchtverlies loslaten lloslaten.
De werkstukken moeten goed vastgezet zijn. Maak zoveel
•
mogelijk gebruik van klemmen of bankschroeven om het
werkstuk vast te zetten.
Het werktuig niet aan de slang dragen of slepen.
•
Gebruik geen elektrisch gereedschap bij vermoeidheid of
•
onder de invloed van medicijnen, drugs of alcohol.
Gebruik nooit een beschadigd of defect gereedschap of
•
accessoire.
Het gereedschap, de veiligheidsinrichtingen of
•
bijbehorende hulpstukken mogen niet gemodificeerd
worden.
Dit gereedschap uitsluitend gebruiken voor de aanbevolen
•
doeleinden.
Uitsluitend de door Ingersoll- -Rand aanbevolen
•
bijbehorende hulpstukken gebruiken.
U mag dit gereedschap niet gebruiken wanneer het onbelaste
•
toerental het rpm op het naamplaatje overschrijdt.
Voordat een schijf wordt aangebracht, na enig reparatiewerk
•
aan het gereedschap of wanneer een Slijpmachine in gebruik
is geweest, moet het onbelaste toerental van de Slijpmachine
met een toerenteller worden gecontroleerd teneinde er zeker
van te zijn dat het feitelijke toerental bij 90 psig (6.2 bar/620
kPa) het rpm niet overschrijdt dat in het naamplaatje is
gestampt of op het naamplaatje is gedrukt. Slijpmachines,
die op een werk worden gebruikt, moeten tijdens elke
werkgang tenminste een maal op gelijke wijze worden
gecontroleerd.
U moet te allen tijde de door Ingersoll- -Rand aanbevolen en
•
meegeleverde Beschermkap voor de Schijf gebruiken.
U mag nooit een slijpschijf, freesje of enig ander hulpstuk
•
gebruiken dat een maximum bedrijfssnelheid heeft dat
Het gebruiken van andere dan originele Ingersoll- -Rand onderdelen kan gevaar opleveren voor de veiligheid, en een
vermindering met zich brengen van het prestatievermogen van het gereedschap en een toeneming van het onderhoud ervan; het
kan een vervallen van alle garantie- -bepalingen tot gevolg hebben.
Reparaties mogen uitsluitend worden uitgevoerd door hiertoe gemachtigd en geschoold personeel. Raadpleeg uw
dichtstbezijnde erkende Ingersoll- -Rand Servicenter.
Gebruik Van Het Gereedschap (Continued)
LET WEL
18
minder is dan het onbelaste toerental van de Slijpmachine
waarin het wordt gebruikt. Het moet altijd overeenkomstig
het maximum rpm zijn dat op de stickers is vermeld.
Voordat ze worden gemonteerd eerst alle slijpschijven op
•
afgespatte schilfers of barsten controleren. U mag in geen
geval een schijf gebruiken die geschilferd, gebarsten of op
andere wijze beschadigd is. U mag in geen geval een schijf
gebruiken die in water of een andere vloeistof doornat is
geworden.
Let erop dat de slijpschijf goed op de as past. De schijf
•
mag niet te nauwsluitend zijn en ook niet te los passen.
Gladde schijven met gat moeten een maximum
diametrale ruimte hebben van ongeveer 0.007" (0.17
mm). Men mag geen naafbussen gebruiken om de
slijpschijf op de as passend te maken, tenzij deze
naafbussen werden meegeleverd door de fabrikant van de
slijpschijven of door hem werden goedgekeurd.
Nadat een nieuwe schijf is aangebracht de Slijpmachine
•
onder een stalen werkbank of in een gietstuk houden en
tenminste 60 seconden laten lopen. Let erop dat er zich
niemand binnen het werkbereik van de slijpschijf bevindt.
Wanneer een schijf kapot is, onjuist is gemonteerd of een
verkeerde afmeting en toerental heeft, is dit meestal het
moment dat dit zal blijken.
Wanneer een werk met een koude schijf wordt begonnen
•
breng deze dan langzaam op het werk aan tot de schijf
geleidelijk opwarmt. Maak een vlak contact met het werk en
vermijd een stotende werking of te hoge druk.
Een beschadigde, verbogen of erg versleten Beschermkap
•
voor de Schijf moet te allen tijde worden vervangen. U mag
in geen geval een beschermkap voor de schijf gebruiken die
betrokken is geweest bij een storing van een schijf.
Let erop dat de flenzen voor de schijven ten minste 1/3 van
•
de diameter hebben van de slijpschijf, vrij zijn van knikken,
bramen en scherpe randen. Te allen tijde de flenzen voor de
schijven gebruiken die door de fabrikant werden
meegeleverd; nooit een aangepaste flens of een vlakke vulring
gebruiken. De Moer voor de Flens goed aandraaien.
De opening van de beschermkap moet van de operateur af
•
zijn gericht. De onderkant van de schijf mag niet onder de
beschermkap uitsteken.
U moet te allen tijde een spantang- -afmeting gebruiken die
•
overeenkomt met de afmeting van de schacht.
De schacht van het gereedschap moet te allen tijde tenminste
•
3/8I (10 mm) in de spantang worden ingevoerd. Draai de
Moer voor de Spantang goed vast om te voorkomen dat het
hulpstuk zich niet naar buiten werkt wanneer de
Slijpmachine wordt gebruikt. Voordat de Slijpmachine in
gebruik wordt genomen eerst nagaan of de Moer voor de
Spantang goed is aangedraaid. Speciale aandacht moet
worden besteed aan het feit dat het toegestane toerental van
een slijpstift minder wordt wanneer de lengte van de schacht
tussen het eind van de spantang en de slijpstift (overhang)
toeneemt.
Het Type 325SC en XC Slijpmachine heeft een onbelast
•
toerental van 25 000 rpm; de Typen 330SC en XC
Slijpmachines hebben een onbelast toerental van 30 000 rpm;
de Typen 335SC en XC Slijpmachines hebben een onbelast
toerental van 35 000 rpm; wanneer zij bij een luchtdruk van
90 psig (6.2 bar/620 kPa) werken. Het laten werken bij een
hogere druk zal resulteren in een te hoog toerental.