5.2) Inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de ople-
veringstest met succes zijn afgesloten. Gedeeltelijke inbedrijfstelling
of in "tijdelijke" situaties is niet toegestaan.
1. Maak een technisch dossier van de automatisering en bewaar
dat tenminste 10 jaar, dat tenminste bestaat uit: de overzichtste-
kening van de automatisering, het schema van de elektrische
aansluitingen, een analyse van de risico's en de toegepaste
oplossing daarvoor, de conformiteitsverklaringen van alle fabri-
kanten voor alle gebruikte inrichtingen (gebruik voor SPIN de bij-
gevoegde CE-Conformiteitsverklaring); kopie van de gebruiks-
aanwijzingen en het onderhoudsplan van de automatisering..
2. Breng op de deur een niet te verwijderen etiket of plaatje aan
waarop de handelingen zijn aangegeven voor het ontgrendelen
en handmatig bewegen van de deur (gebruik de afbeeldingen uit
"Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van
de reductiemotor SPIN").
3. Breng op de deur een niet te verwijderen etiket of plaatje aan met
daarop deze afbeelding (minimumhoogte 60mm).
36
6) Onderhoud en afvalverwerking
In dit hoofdstuk vindt u de benodigde informatie voor uitvoering van het onderhoudsplan en de afvalverwerking van SPIN.
6.1) Onderhoud
Om de veiligheid op een constant niveau te houden en een zo lang
mogelijke levensduur van de gehele automatisering te waarborgen is
regelmatig onderhoud vereist.
!
Het onderhoud moet uitgevoerd worden met volledige
inachtneming van de veiligheidsvoorschriften van deze
handleiding en volgens de van kracht zijnde wettelijke
voorschriften en regelgeving.
Volg voor de andere inrichtingen die niet tot de SPIN behoren de
aanwijzingen van het desbetreffende onderhoudsplan daarvoor.
1. Voor SPIN is een geprogrammeerde onderhoudsbeurt vereist die
6.2) Afvalverwerking
SPIN bestaat uit verschillende soorten materiaal, waarvan sommige
hergebruikt kunnen worden (aluminium, kunststof, elektriciteitska-
bels); voor andere is afvalverwerking vereist (batterijen en elektroni-
sche kaarten).
!
Sommige elektronische componenten evenals de bat-
terijen zouden vervuilende stoffen kunnen bevatten. Laat
ze niet in het milieu achter. Stel u op de hoogte van de
recyclingsystemen of afvalverwerking en houd u daarbij
aan de plaatselijk geldende voorschriften
4. Breng een plaatje op de deur aan met daarop tenminste de vol-
gende gegevens: type automatisering, naam en adres van de
fabrikant (verantwoordelijk voor de "inbedrijfstelling"), serienum-
mer, bouwjaar en "CE"-keurmerk.
5. Vul de conformiteitsverklaring voor de automatisering in en geef
hem aan de eigenaar van de automatisering.
6. Maak de handleiding "Aanwijzingen en aanbevelingen voor het
gebruik van de automatisering" en geef deze aan de eigenaar van
de automatisering.
7. Maak een onderhoudsplan (met daarin de voorschriften voor het
onderhoud van alle inrichtingen van de automatisering) en geef dit
aan de eigenaar van de automatisering.
Informeer vóór de inbedrijfstelling van de automatisering de eige-
naar uitvoerig en schriftelijk (bijvoorbeeld in de handleiding met
aanwijzingen en aanbevelingen voor het gebruik van de automa-
tisering) over de nog aanwezige gevaren en risico's.
tenminste binnen 6 maanden of 3000 manoeuvres na de vorige
onderhoudsbeurt uitgevoerd moet worden.
2. Koppel alle bronnen van elektrische stroomvoorziening los.
3. Controleer alle materialen waaruit de automatisering betstaat op
kwaliteitsvermindering en let daarbij met name op aantasting of
roestvorming van de structurele delen; vervang die delen welke
onvoldoende garantie bieden.
4. Controleer de staat van slijtage van alle bewegende delen: riem,
wagen, rondsels en alle delen van de deur; vervang de versleten
onderdelen. Sluit de elektrische stroomvoorziening weer aan en
voer alle test en controles uit zoals die in paragraaf "5.1 Opleve-
ringstest" voorzien zijn.
1. Koppel alle bronnen van elektrische stroomvoorziening voor de
automatisering los.
2. Demonteer alle inrichtingen en accessoires, waarbij u de proce-
dure in omgekeerde volgorde volgt ten opzichte van die welke in
hoofdstuk "3 Installatie" beschreven is
3. Scheid voor zover mogelijk die onderdelen die hergebruikt of ver-
werkt kunnen of moeten worden, zoals bijvoorbeeld de metalen
delen van de kunststof delen, elektronische kaarten, batterijen, etc.
4. Sorteer de diversche elektrische en recycleerbare materialen en
geef deze aan bedrijven die zich met het hergebruik en de afval-
verwerking daarvan bezighouden.
NL
171