NL
NL
INSTALLATIE
De apparatuur dient volgens de "REGELS VAN DE KUNST" geïnstalleerd te worden door monteurs die daartoe wettelijk bevoegd zijn en volgens
de normen EN 12453 en EN 12445 inzake de veiligheid van de automatisering.
- Vergewis u ervan dat de automatisering is voorzien van stopaanslagen en dat deze de juiste afmetingen hebben voor het gewicht van de poort.
- Bevestig de besturingseenheid op een vlakke en onbeweeglijke ondergrond, adequaat beschermd tegen schokken en overstromingen.
BATTERIJLADER CB24 (optional)
Een installatie met T224 kan ook functioneren wanneer er geen netstroom aanwezig is; dit is mogelijk door twee oplaadbare batterijen van 12V
2,2Ah (niet meegeleverd) in een batterijlader mod. CB24 aan te brengen, zonder wijzigingen aan de rest van de installatie aan te brengen
Wij raden u aan in nieuwe installaties de batterij en batterijlader na de eindtest aan te sluiten waarbij u afbeelding 2 volgt en goed op de polariteit
van de draden let.
Volgorde van aansluiting:
- schakel de 230V-stroomtoevoer uit
- verbind de klemmetjes 3 en 4 van CB24 met de klemmetjes 28 en 29 van de besturingseenheid T224.
- sluit de 2 batterijen (in serie) met de meegeleverde kabeltjes op de klemmetjes 1 en 2 van de batterijlader aan.
- controleer dat de besturingseenheid correct van stroom wordt voorzien.
- schakel de stroomtoevoer 230V weer in
- Nieuw batterijen zijn na ongeveer 10 uur volledig opgeladen.
- Het aantal uit te voeren manoeuvres op batterijstroom is van vele factoren afhankelijk;
een duidelijk voorbeeld kan zijn 4 complete cycli onder de volgende omstandigheden:
- poort 150kg per vleugel
- installatie met 2 stel fotocellen, insteekontvanger en 1 knipperlicht (20W max.)
- opgeladen batterijen
- binnen 5 uur nadat de 230V-netstroom is weggevallen
- De besturingseenheid vertraagt het knipperen van de uitgang knipperlicht onder de volgende omstandigheid: werking op batterij
terwijl er geen 230V-netstroom aanwezig is.
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Volg voor de aansluitingen tabel 1 en afbeelding 2.
In het geval van een reeds bestaande installatie is een algemene controle van de toestand van de bedrading raadzaam (doorsnede, isolatie,
contacten) en van de nevenapparatuur (fotocellen, ontvangers, toetspanelen, sleutelschakelaars, etc.).
Wij geven hieronder enige aanbevelingen voor een correcte elektrische installatie:
- De leidingen die de hermetisch gesloten box van de besturingseenheid binnenkomen, moeten zo geïnstalleerd worden dat de aanvankelijke
beschermingsklasse IP56 kan blijven worden behouden .
- De doorsnede van de kabels moet worden berekend op basis van hun lengte en maximumstroom.
- Gebruik niet één enkele kabel van het type "veelpolig" voor alle aansluitingen (leiding, motoren, bedieningsorganen, etc.) of samen met andere
apparatuur.
- Verdeel de installatie in tenminste twee delen b.v.:
1) het deel vermogen (stroomtoevoerleiding, motoren, knipperlicht, gebruikerslicht, elektrisch slot) minimumdoorsnede draden 1,5 mm2 (leiding
motoren 2,5mm2).
2) het deel signaal (bedieningsorganen, veiligheidscontacten, stroomvoorziening neveninrichtingen) minimumdoorsnede draden 0,75 mm2
- Wanneer de bedieningskabels lang zijn (meer dan 50 meter) valt een ontkoppeling met relais gemonteerd in de nabijheid van de
besturingseenheid aan te raden.
- Alle ingangen N.C. (normaal gesloten) die niet in de besturingseenheid worden gebruikt, moeten worden kortgesloten met de
gemeenschappelijke.
- Alle contacten N.C. die aan dezelfde ingang zijn gekoppeld, moeten serieel worden verbonden.
- Alle contacten N.O. (normaal open) die aan dezelfde ingang zijn gekoppeld, moeten parallel worden verbonden.
- Voor de stroomvoorziening van de besturingseenheid dient er een externe SCHEIDINGSSCHAKELAAR (niet meegeleverd) te worden
aangebracht, onafhankelijk en met afmetingen op basis van de belasting.
64