Gebruik maken van de geavanceerde web-based
gebruikersinterface
Interne forwarding-instellingen configureren
De functie Virtuele Servers biedt u de mogelijkheid externe
(Internet)verbindingen voor diensten zoals een webserver (poort 80), FTP-
server (Poort 21), of andere applicaties, via uw router door te sturen naar
uw interne netwerk. Omdat uw interne computers door een firewall worden
beveiligd, kunnen computers buiten uw netwerk (via het Internet) hen niet
bereiken omdat zij "onzichtbaar" zijn. Er is een lijst van veel voorkomende
toepassingen beschikbaar voor het geval dat u de functie van de virtuele
server voor een specifieke applicatie moet configureren. Als uw applicatie niet
voorkomt in de lijst, dan moet u contact opnemen met de verkoper van de
applicatie om te bepalen welke poortinstellingen u nodig heeft.
Applicaties kiezen
Selecteer de applicatie in het dropdown-menu. Klik op "Add" (Toevoegen).
De instellingen worden overgebracht naar de eerste beschikbare regel. Klik
op "Apply Changes" (Wijzigingen aanbrengen) om de instelling voor deze
applicatie op te slaan. Om een applicatie te verwijderen, selecteert u het
nummer van de regel die u wilt verwijderen en vervolgens klikt u op "Clear"
(Verwijderen).
Instellingen handmatig in de virtuele server invoeren
Om instellingen handmatig in te voeren, typt u het IP-adres in het vak voor de
interne (server) computer in, geeft u de poort(en) op die vrijgegeven moeten
worden (met een komma tussen de poorten als u meer poorten wilt opgeven),
selecteert u het poorttype (TCP of UDP) en klikt u op "Apply Changes"
(Wijzigingen aanbrengen). U kunt per intern IP-adres slechts één poort
vrijgeven. U neemt een zeker risico door poorten in uw firewall te openen. U
kunt instellingen zeer snel in- en uitschakelen. We raden u aan de instellingen
uit te schakelen wanneer u een specifieke applicatie niet gebruikt.
60
60