MSA BD mini Instrucciones De Funcionamiento página 134

GEBRUIK VAN HET ADEMLUCHTTOESTEL
A
B
C
3.2. Draagmogelijkheden voor het ademluchttoestel
De ademluchtcilinders kunnen op verschillende delen van het lichaam gedragen
worden, afhankelijk van hoe het reduceer wordt geplaatst en de riemen worden
gebruikt. De draagmogelijkheden worden getoond met een 2l-composiet-cilinder.
Voor de hieronder beschreven draagmogelijkheden is de heupriem geplaatst
zoals getoond in hoofdstuk 3.3.1.
Het ademluchttoestel kan gecombineerd worden met alle in hoofdstuk 6
getoonde ademluchtcilinders.
134
Montage in gleuven A
Monteer het reduceer in de gleuven A als volgt:
▪
MSA -plaat wijst naar boven
▪
De slangleidingen wijzen naar links
Dit is de voorkeurpositie bij het dragen op de rug, volgens
hoofdstuk 3.2.1 voor ademluchtcilinders met een grotere
diameter.
Montage in gleuven B
Monteer het reduceer in de gleuven B als volgt:
▪
De alarmvoorziening wijst naar boven.
▪
De slangleidingen wijzen omlaag.
Dit is de voorkeurpositie bij het dragen op de rug en de
heup, volgens hoofdstuk 3.2.3 en 3.2.5 tot 3.2.8 voor dunne
ademluchtcilinders.
Montage in gleuven C
Monteer het reduceer in de gleuven C als volgt:
▪
MSA -plaat wijst omlaag
▪
De slangleidingen wijzen naar rechts
Dit is de voorkeurpositie bij het dragen op de rug, volgens
hoofdstuk 3.2.2 en 3.2.4.
Montage in gleuven D
Monteer het reduceer in de gleuven D als volgt:
▪
De slangleidingen wijzen naar boven.
▪
De alarmvoorziening wijst omlaag.
D
Dit is de voorkeurpositie voor dunne ademluchtcilinders.
BD mini
MSA
NL